donderdag 26 maart 2009

Wereldvreemd

Mensentaal behoort voor politici tot de absolute onmogelijkheden. Het lijkt een bovenmenselijke inspanning van ze te vergen om te zeggen wat er aan de hand is, zonder nevelslierten.
Misschien schamen ze zich wel voor het feit dat hun wereld van begrippen zo simpel is.
Als democratie maar een eenvoudig ding zou zijn lijken ze zelf minder interessant.
En democratie is verdomd simpel.

Democratie betekent dat het volk om de zoveel jaar de getalsverhoudingen opnieuw vaststelt.
Tussen twee verkiezingen in staat het de politici vrij het beste met het land voor te hebben.
Ze mogen doen wat ze voor hun belangengroep goeddunkt, ze mogen zelfs een keertje het welzijn van het hele land bij hun overwegingen betrekken, maar ze zullen vanzelf zo slim zijn altijd een oogje op het stemvee te houden, vanwege hun herverkiezing en de continuïteit van hun hoge taak, respectievelijk comfortabele pensioen.

Dus verdedigen ze, hoe nobel en humaan verder ook, af en toe een exclusief belangetje van de eigen groep en doen ze iets herkenbaars voor hun specifieke kiezerssegment.
De christenen door op zondag ostentatief naar de kerk te gaan, de liberalen door bekakt te spreken, de socialisten door de mouwen op te stropen, of te doen alsof, en zo voort.
Dat is begrijpelijk.

De belangen van je kiezers dienen en zelfs af en toe hun hand vasthouden is geen populisme.
In de definitie van de democratie liggen de begrenzingen van het populisme besloten.
Democratie hoort regering en parlement voldoende ruimte te bieden om onheil te voorkomen, ook al wenst het volk dat onheil; om impopulaire maatregelen te nemen, als die op langere termijn voor het volk voordeliger zouden uitwerken; om niet voortdurend de clown te hoeven spelen en de gelukzalige idioot, maar voldoende tijd over te houden voor een goed boek, culturele verdieping of bijscholingscursussen.

Maar naarmate het populisme groeit vermindert de democratie. De grenzen van de democratie zijn vloeibaar, democratie kan krimpen. Krimpen tot alleen het woord democratie overblijft.

Wie zegt dat het zo’n vaart niet loopt met de gevaren van het populisme deelt in feite mee dat het zo’n vaart niet loopt met de afbraak van de democratie. Zo iemand liegt dus dubbel.
De afbraak wordt versneld door factoren die elkaar versterken. De politieke partijen zijn op elkaar gaan lijken. En als het onderscheid tussen de partijen vervaagt zal een politicus ineens het hele volk moeten gaan behagen, vooral als hij als partijlid ook nog eens wil promoveren en minister wil worden.

Je ziet geen kamerlid meer of hij is bezig te solliciteren naar de positie van minister-president.
Op de ultieme zeepkist die televisie heet.

De media en de gelijkgeschakelde partijen stimuleren wederzijds deze hoogst gewenste schaalvergroting. Elk streven is gericht op de zo groot mogelijke groep. Bij de partijen, de omroepen, de organisatoren van evenementen.
Daaruit volgt met ijzeren logica dat steeds meer minderheden in het gedrang komen.
En dat we steeds meer aansturen op één partij.

Op het ogenblik hebben we er in elk geval nog twee.
De gezonde Hollander en de vreemdeling.
Godbewaarme.

Waarom kijkt niemand uit zijn doppen?
Wat is er van de nacht?
Waarom doet iedereen zo vergoelijkend over al die toffe jongens die de media en de politiek bevolken, over Rita-zus en Jan-Peter-zo en Joop-van dattem met hun volkse deuntjes?

Laat ons vooral niet vergeten, al kost dat de Nederlanders moeite, dat ook in de wereld rondom ons dingen gebeuren. Alle dingen gebeuren in de wereld. Politici proberen mee te hollen met de schaalvergroting die de strijd tegen het terrorisme met zich meebrengt, maar hoe holt een wereldvreemde met de wereld mee?

Sommige politici proberen het enthousiasme waarmee de zwakke resten van onze laatste nationale deugdjes aan de wereldpolitiek worden opgeofferd in alle toonaarden te ontkennen. Het benadrukt alleen het lokale en provinciale karakter van die politici.
Waarschijnlijk hebben ze hun afhankelijkheid en marionettenrol niet eens door.