woensdag 25 november 2009

Wat de paus gemist heeft

Kader met het vingertje

‘De rellen hebben iets weg van de Iraanse revolutie tegen de sjah,’ lees ik in de Volkskrant-column van Kader Abdolah. Hij bedoelt de rellen van de emigrantenkinderen in Parijs, ‘de bruidsstad van Europa’, die nachten achtereen auto’s in brand staken en de hele wereldpers achter zich aan voelden hollen.
‘Er is sprake van een nieuwe bepalende beweging in Europa. Het is een globale actie die het oude krappe Europese kader wil breken om ruimte te maken voor de onder druk gezette immigranten. Het is een opstand die pas begonnen is. (...) Het is een nieuw element in de Europese geschiedenis.’
Als dit waar is, is het al erg genoeg.
Het ergste is dat Kader er zulke grote woorden bij gebruikt.
Het oude domineesproza van het hoofredactioneel commentaar is dit, gekruid met heilige verontwaardiging: ‘Nu ophouden na Parijs!’
Waarschuwt Kader de mensheid.
Nu op-houden na Pa-rijs.
Deze toon van geduldig uitleggen en van verbazing over de lieve, lieve medemens die maar niet wil begrijpen hoe simpel het allemaal is, deze toon wordt in Het huis van de moskee, de roman van Kader Abdolah, consequent volgehouden.
De entourage van het meesterwerk: de Iraanse revolutie tegen de sjah. We komen opnieuw de rellen en Parijs als ‘bruidsstad’ tegen. Niet alleen het Parijs van ayatolla Khomeini, ook de Redding en Hoop aan het slot hebben alles met Parijs en het paradijs te maken.
Meer dan vierhonderd bladzijden duren opkomst, bloei en ondergang van de revolutie. Alles vanuit het perspectief van één familie, één provinciestad, Senedjan genaamd, en één moskee. Alles gedecoreerd met flarden uit de glorieuze Perzische geschiedenis en uit pathetische Perzische poëzie. Onwaarschijnlijk pathetische Perzische poëzie, maar dat kan ook aan Kaders vertaling liggen.
De keten der eeuwen, de keten der geslachten.
Ik verdenk Kader Abdolah er ernstig van een epos te hebben willen schrijven.
Pietje Bell in Senedjan is het geworden.

Er bestaat een boek van Azar Nafisi dat ‘Lolita lezen in Teheran’ heet. Tijdens de revolutie, lezen we, werden in Iran ondergronds Nabokov, Joyce, Austen verslonden. Niet de christelijke Anne de Vries van ‘Bartje’. Niet de Chris van Abkoude van ‘Pietje Bell'.
Omgekeerd zijn we in Nederland wel tot zo’n Veluwse grofschrijver, alias Kader Abdolah, veroordeeld.

De Iraanse revolutie en de wortels van het terrorisme verpakt hij als streekroman. Een openluchtmuseum vol vrouwen in burka’s en burkajagende imams. Oude ambachten, de dorpsdichter en de dorpsgek, de ondermijning der zeden en het pittoreske landschap, er lopen heus wel moslims in het boek rond, maar het hadden evengoed Barnevelders kunnen zijn.
Doet Kader Abdolah dat uit minzaamheid, om het voor ons sukkels herkenbaar te houden, of ziet hij de wereld echt zo simpel?
Alles wijst op het laatste.
Geregeld onderbreekt hij zijn verhaaltje om ons godsdienstles te geven. De dramatische toon wordt zonder waarschuwing vervangen door een schoolse, de lyrische bril gaat af en de preekbril wordt opgezet.
Kader wil een drama schetsen, maar intussenis hij bang dat ons iets van de diepere zin zal ontgaan.
In de verwarring van alle revoluties, de chaos van fanatici, meelopers, overlopers, opportunisten en profiteurs, vertegenwoordigt elk van zijn romanfiguren een facet, maar de schrijver staat geen moment toe dat we daar zelf achter komen.
Hup, daar is Kader weer, met een vingertje of een wijze les.
Kader Abdolah is een Hollander die sprekend lijkt op een Iraniër die zich heeft vermomd als Hollander.
Hij heeft de naam Ali nog niet genoemd of hij gaat verder met: ‘Ali was de vierde kalief van de islam’, waarna twee alinea’s over de rol van Ali bij de sjiieten. Er hoeft maar iemand in de Hera-berg zoek te raken of doodleuk volgt: ‘De Hera-berg is de heiligste berg in de wereld van de islam,’ waarna vier alinea’s over het begin van de islamitische jaartelling. In het gevecht tussen de epische gooi en de betuttelarij wint de betweter het iedere keer.
Aga Djan, de baas van de moskee en de centrale figuur van het epos, ligt naast zijn vrouw in bed en heeft het over ‘een stukje harde werkelijkheid’.
Werkelijk? In Senedjan? Onder het bewind van de sjah?

Pietje Bell is stilistisch omnipresent. De politie valt een huis binnen en de hoofdagent roept: ‘Doorzoek alle kamers, nu!’ Een moordenaar in Kaboel legt zijn hand op de mond van een vrouw en fluistert: ‘Als u rustig blijft, blijft u ongedeerd. Begrijpt u mijn Perzisch?’ En aan het eind, na de miljoenen doden, volgt daar dan eindelijk het paradijs, een oase vol vruchtbaarheid, waar Aga Djan het graf van zijn zoon aantreft en waar een tractor en Europese boeken zijn.
Zowel vernieuwing als traditie, u begrijpt Kaders diepere bedoeling.
Het meest nog zal dit boek in de smaak vallen bij de Hollanders omdat dit het boek is van een Rechtvaardige, een boek van de derde weg, van het redelijke midden, de brave hoop, de droom van Simpelman.
 
(Eerder gepubliceerd in Vrij Nederland, november 2005.)

dinsdag 17 november 2009

De film is beter (hoop ik)


Kluun huilebalk

De Telegraaf meldt dat een vijftienjarige scholier (bijgevoegde foto toont allochtoon, anders was het geen nieuws) op een schoolreisje door leraren uit de bus is gezet en langs de snelweg gedumpt. Binnen een uur staan er meer dan tweehonderdvijftig reacties op de Telegraaf-site. Ze variëren van ‘Op die kaaskoppen kun je rekenen, ze zijn allemaal een pot nat,’ via ‘Tuurlijk, het is een lieve jongen, braafste van de klas, en er was absoluut geen reden om 'm uit de bus te trappen. Nou, als je z'n bek ziet weet ik al genoeg...´ tot ‘Ik zet mijn vrouw en of kinderen ook wel eens uit de wagen als ze lastig zijn. Zo gek is dat niet.’
Vrijheid blijheid. Ieder z’n zegje.
De tweehonderdvijftig bijdragen zijn niet allemaal even goed gespeld, maar wel allemaal even vlot verwoord. Gooi het eruit. Schrijf wat je denkt. Maak je borst nat en zet hem op.
Niks remmingen, bijvijlen of second thoughts.
Nooit heeft er zoveel spontane schrijverij bestaan. De creatieve zelfbevlekking is epidemisch.
Onvoorstelbaar dat dit zaad van Onan ooit werd verspild op kladjes die bij de vuilnis werden gezet, in dagboeken die in de papiermolen raakten, in brieven die zijn verbrand of in uitgaafjes in eigen beheer die op de vlooienmarkt terechtkwamen en daar nog altijd wachten op een koper.
Geen letter gaat nog verloren, geen opwelling en geen vloek, en wij genieten mee.
De populariteit van prietpraat in leesbare vorm heeft besmettelijk gewerkt op de boekenmarkt en het leesgedrag. Er zijn volksstammen opgestaan die zich graag publiekelijk laten leeglopen en de voyeurs kunnen er niet genoeg van krijgen.
Stoere babbels. Gratuit gesnoef.
Het lijkt me weinig verrassend dat zovelen zich in Kluun herkennen. De klonen van Kluun zijn overal. Om als lezer, zonder het genadige vlies van de stijl, zonder de verzoenende tussenkomst van een originele gedachte, zo met je neus bovenop de uitwasemingen van een hufter te staan, ‘t is een huiveringwekkende sensatie.
Kluun, wat heb je een grote mond.
Het boek van Kluun gaat over zó’n irritante zak dat je niet gelooft wat je leest en daarom lees je het. Gefascineerd ben je door het helemaal-niks en door het hoe-botter-kan-een-bijl-nog-zijn.
De patsers hebben een stem gekregen. Iemand heeft een dicteerapparaat bij een jofele kleerkast neergezet en de uit het kleerkastleven gegrepen verhalen uitgetikt.
Dat deze verhalen het voorspelbare gehalte aan racisme, agressie, vrouwenhaat en hersenloosheid bevatten, alla, 't is dagelijkse kost, maar wat me echt irriteert is de sentimentaliteit en het zelfbeklag van de hoofdpersoon. Voordurend jankt-ie en voortdurend voelt hij zich, wat hij ook uitvreet, tekort gedaan. Zijn janken is zigeunerkindjesgejank en zijn rancune de rancune van de eeuwige gelijkhebber.
Domheid en sentimentaliteit, de combinatie van die twee is... hoe was het ook weer... funest.
De vlotte schrijver heeft bijna een bladzijde nodig voor het opsteken van een sigaret en drie volle bladzijden voor een afscheid op het vliegveld, dus de aap komt pas tegen het eind uit de mouw. De aap luidt dat een vader voor zijn kindje moet kiezen wanneer zijn vrouw aan kanker is gestorven en dat rondneuken op gespannen voet staat met de ware liefde.
Maar tja, de Man. De Man die Wil. De Man die Moet. De Man met zijn ‘angst voor een monogaam leven, met als gevolg een dwangmatige behoefte om vreemd te gaan’. Heb toch, jankt Kluun, een beetje bewondering voor zo’n man.
‘Mijn escapades hielden mijn relatie juist spannend, vond ik.’
Over ouwe scheurkalenderkoek gesproken.
De levenslessen in De weduwnaar zijn even goedkoop als de stijlbloempjes. ‘De plek is nog fraaier dan de plaatjes op internet, dat ziet een blinde in één oogopslag.’ ‘De Dolly’s stuiven op het dienblad af als pupillenelftallen op een voetbal.’ ‘Ik heb niks met kerken, maar ik moet bekennen dat deze plek goed voelt.’
’t Belachelijkste is wel de poging ook een keertje het wereldgebeuren in het verhaal te wurmen. Het vliegtuig dat op tv naar de Twin Towers vliegt, wat anders.
‘Hé, moet je kijken, poepie! Ze beuken zo dat flatgebouw plat! Tering, wat een gaaf gezicht, zeg.’
´t Staat in het boek.
´t Staat echt in het boek.
Wie het bewijs wil dat realisme en geloofwaardigheid niets met elkaar te maken hebben moet Kluun lezen. Je leest het pak proza in een half uur uit. Heel die onafzienbaar lange tijd had ik het gevoel dat mijn zakken werden gerold terwijl ik er bij zat. Dit is geen literatuur, dit is geen roman, dit is geen romannetje, dit is geen kloteproza, dit is geen pak papier, dit is flessentrekkerij.

(Eerder gepubliceerd in Vrij Nederland, juni 2006.)