dinsdag 19 augustus 2008

Zinloze boekjes




De titel van het onderste zinloze boekje luidt in vertaling: 'Dient de getrouwde man zijn vrouw al of niet te slaan?'

maandag 18 augustus 2008

Niets aan de hand

Femke Halsema noemt Wijnand Duyvendak een buitengewoon integer persoon. Niets aan de hand. De columnist Rikus Spithorst verwijt Femke Halsema dat ze een persoon die oproept om in petroleum gedrenkte vodden bij de medemens door de brievenbus te duwen, gevolgd door een lucifer, enfin, hij verwijt haar dat ze zo'n persoon een buitengewoon integer persoon noemt. Niets aan de hand.

Rikus Spithorst vervolgt met: 'Ik zou het erg toejuichen als iemand eventjes buitengewoon integer het woonadres van Femke Halsema opsnuffelt, en die tent buitengewoon integer in de fik steekt.' Ik citeer letterlijk. Niets aan de hand. Rikus Spithorst bedoelt de spot te drijven met dat buitengewoon integere dat zo makkelijk in de mond werd genomen. Hij bedoelt te benadrukken dat snuffelen en in de fik steken niets met integriteit te maken hebben, laat staan met buitengewone. Alleen een slechte lezer kan er een oproep tot brandstichting in zien.

Toegegeven, Rikus Spithorst helpt de slechte lezer een handje. 't Is eenvoudigweg beroerd geformuleerd, al doet de would be-satiricus door het herhalen van 'buitengewoon integer' toch nog wel een beetje zijn best. Sinds wanneer is beroerd formuleren een reden om naar de rechter te lopen?

Dan krijgen de rechters het druk.

zaterdag 16 augustus 2008

Duyvendak revisited

Ik vond dit artikel terug, gepubliceerd in 1988 in NRC Handelsblad onder de kop Een en ander. Bij mijn weten kwam het nooit in een boek terecht. Gisteravond in Nova riep een Amsterdamse groenlinkser, net als Duyvendak neergedaald in de riant gesubsidieerde politieke til, op tot een discussie over ‘het onverwerkte verleden’ van de jaren tachtig. Die discussie zou dan vooral ‘evenwichtig’ moeten zijn. Ziehier hoe in 1988 al een poging tot evenwichtigheid werd ondernomen.


1.
Na een inbraak, vorig jaar, bij het ministerie van Economische Zaken werden in het blad Bluf! allerlei geheime documenten gepubliceerd. Nog onlangs, in het juli-nummer van dat blad, volgde onder de kop ‘Inbreken kan iedereen’ een uitgebreide lijst met namen en adressen van medewerkers van het ministerie, met daarbij de data waarop deze mensen met vakantie zouden zijn. ‘Namenlijsten’, zo luidde een ander krantenbericht, ‘van topambtenaren met de aanmoediging die lastig te vallen.’
Het naakte terrorisme is onder ons en elke golf van verontwaardiging blijft uit. Wat krantenberichtjes, en je hoort er niet meer van. Men is in Nederland altijd thuis voor een rel, en of het nu gaat om een kroonprins die een reclameshirt draagt of om een foutief geciteerd gedicht op het bankbiljet van tweehonderdvijftig gulden, het land staat er van op zijn achterste benen. Je krijgt er duizenden de straat op om te protesteren tegen regimes die er niet zijn in landen waarvan niemand weet waar ze liggen, maar als een dollemansbende van idioten zich boven de wet stelt en openlijk tot beroving en molestering van onschuldige mensen aanspoort, volgt er een complete stilte. Het geringe rumoer naar aanleiding van die laffe, rancuneuze hitserij, het verbaast me werkelijk meer dan ik zeggen kan.
Je zou zeggen dat het bestaan van zo’n groep de regering gebiedt de grootste waakzaamheid in acht te nemen, geen tegenmaatregel onbenut te laten en het hoofd pas op het kussen te leggen wanneer die complete Bluf!-bende is opgerold en tot dertig jaar dwangarbeid is veroordeeld op het duivelseiland Pampus. Een behoorlijke democratie heeft er recht op dat zulk krapuul met man en macht aan het maatschappelijk verkeer wordt onttrokken om zandafgravingen te verrichten en spoorbanen aan te leggen. Wie tot geweld oproept tegen willekeurige staatsambtenaren is in staat morgen het parlementsgebouw in de as te leggen.
Intussen doet de regering of ze doof is en besteedt al haar kostbare tijd en energie aan het redekavelen over iets onbenulligs als euthanasie. Ik bedoel niet dat het vraagstuk of men al of niet euthanasie zal plegen onbenullig is en geenszins de moeite waard om over na te denken, maar wel dat het als politiek probleem een probleem van niks is. Uiteindelijk zal de liberaal handelen volgens zijn liberale geweten – als zich dat nog ergens schuilhoudt – en de katholiek doen wat de bisschop hem opdraagt, en geen van beiden hoort elkaar daarbij de les te lezen.
Ook vraag ik me af of de kranten niet ernstig buiten hun boekje gingen door zo verlekkerd gedeelten uit de publicaties van de actiegroep ‘De Wraak van Jhr. Mr. de Brauw’ af te drukken. Het beroep op de persvrijheid lijkt me huichelachtig. Een krant heeft, net als elke burger, de plicht zich aan de wet te houden en de onderhandelingen van zijn regering of de veiligheid van zijn staat niet in gevaar te brengen. Een krant die, hoe indirect en tersluiks ook, terrorisme steunt brengt zijn eigen vrijheid in gevaar. De lafheid van dit soort terroristen blijkt vooral uit hun anonimiteit, en het blijft een goede gewoonte, voor iedereen, een anonieme vijand geen ruimte te gunnen.
De regering slaapt en de pers, onder het mom van heimelijk leedvermaak, vergoelijkt het geweld. Zonder een tegenstem, zonder enig fronsend commentaar, zonder enige verontwaardiging zal dat geweld toenemen en ons van binnenuit vernietigen. Pas als het te laat is zal het krokodillentranen vloeien.
Wat zijn we toch een dom, argeloos volk.

2.
Na een inbraak, vorig jaar, bij het ministerie van Economische Zaken werden in het blad Bluf! allerlei geheime documenten gepubliceerd. Nog onlangs, in het juli-nummer van dat blad, volgde onder de kop ‘Inbreken kan iedereen’ een uitgebreide lijst met namen en adressen van medewerkers van het ministerie, met daarbij de data waarop deze mensen met vakantie zouden zijn.
Het naakte terrorisme is onder ons. Gelukkig blijft elke golf van overreactie uit. Wat krantenberichtjes, en je hoort er niet meer van. Het is voor een land dat altijd thuis is voor een rel een verheugend bezonnen houding. Er hoeft hier maar een lid van het koninklijk huis een al te menselijk gedrag te vertonen of iedereen staat op zijn achterste benen. Er deugt geen teksteditie in onze literatuur maar zodra er een verminkt gedicht op een bankbiljet staat zien de krantenkolommen groen van woede. De mensen gaan hier massaal en gek van enthousiasme de straat op om te protesteren tegen regimes die er niet zijn in landen waarvan niemand weet waar ze liggen, maar als een dollemansbende van idioten zich boven de wet stelt en openlijk tot beroving en molestering van onschuldige mensen aanspoort doen ze gelukkig net of hun neus bloedt. Het geringe rumoer naar aanleiding van die laffe, rancuneuze hitserij, het zorgde ervoor dat ik mijn vertrouwen in de kracht van onze democratie niet verloor.
Als de regering immers had uitgepakt met veel machtsvertoon en een overdaad aan tegenmaatregelen zou die complete Bluf!-bende zijn Pampus- en Madurodam-dimensies hebben verloren en als reƫle vijand zijn gedemoniseerd. Ze hadden van sukkels duivels gemaakt. Het is beter dat zulk krapuul van het bestaan van een parlement niets afweet dan dat het, door een te opzichtige belangstelling van de kant van de politiek, de vaste verblijfplaats ervan ook nog eens op een presenteerschaal krijgt aangereikt.
De regering negeert zo’n ongewassen groep doelbewust. Het eindeloos ouwehoeren over zaken die uit het niets komen en tot niets leiden, het is haar beproefde en niet te evenaren afleidingsmanoeuvre. Ze doet liever of ze zich over een kwestie als euthanasie druk maakt. Ik wil niet zeggen dat die als politiek probleem geen drukte verdient, een kabinet kan er mee staan of vallen. Maar op de vraag of men al of niet euthanasie zal plegen heeft uiteindelijk geen reglementering invloed.
Ook de kranten leggen een groot verantwoordelijkheidsgevoel aan de dag door zo summier uit de publicaties van de actiegroep ‘De Wraak van Jhr. Mr. de Brauw’ te citeren. Men neemt de druk van de ketel en maakt een ondergrondse bedreiging onschadelijk door er een publieke curiositeit, niet meer dan een eendagsvlieg, van te maken. Het is de zegen van de persvrijheid. Een krant heeft de plicht, net als elke burger, met open vizier te strijden en niet te verzwijgen wat men liever niet wil horen. Juist door de aandacht van de media, met hun hang naar informatie, verbleekt elke anonimiteit tot lafheid.
De regering onderneemt geen overdreven actie – zinloos omdat ze terroristen in hun eigenwaan zou stijven – en de pers doet niet aan een zelfcensuur die alleen maar suggestief zou werken. Zonder enige tegenstem, door doodgewoon de andere kant op te kijken, zal het geweld als vanzelf verslappen en een zachte dood sterven. Door niemand betreurd.
Wat zijn we toch een wijs, voorzienig volk.

(1988)