woensdag 25 november 2009

Wat de paus gemist heeft

Kader met het vingertje

‘De rellen hebben iets weg van de Iraanse revolutie tegen de sjah,’ lees ik in de Volkskrant-column van Kader Abdolah. Hij bedoelt de rellen van de emigrantenkinderen in Parijs, ‘de bruidsstad van Europa’, die nachten achtereen auto’s in brand staken en de hele wereldpers achter zich aan voelden hollen.
‘Er is sprake van een nieuwe bepalende beweging in Europa. Het is een globale actie die het oude krappe Europese kader wil breken om ruimte te maken voor de onder druk gezette immigranten. Het is een opstand die pas begonnen is. (...) Het is een nieuw element in de Europese geschiedenis.’
Als dit waar is, is het al erg genoeg.
Het ergste is dat Kader er zulke grote woorden bij gebruikt.
Het oude domineesproza van het hoofredactioneel commentaar is dit, gekruid met heilige verontwaardiging: ‘Nu ophouden na Parijs!’
Waarschuwt Kader de mensheid.
Nu op-houden na Pa-rijs.
Deze toon van geduldig uitleggen en van verbazing over de lieve, lieve medemens die maar niet wil begrijpen hoe simpel het allemaal is, deze toon wordt in Het huis van de moskee, de roman van Kader Abdolah, consequent volgehouden.
De entourage van het meesterwerk: de Iraanse revolutie tegen de sjah. We komen opnieuw de rellen en Parijs als ‘bruidsstad’ tegen. Niet alleen het Parijs van ayatolla Khomeini, ook de Redding en Hoop aan het slot hebben alles met Parijs en het paradijs te maken.
Meer dan vierhonderd bladzijden duren opkomst, bloei en ondergang van de revolutie. Alles vanuit het perspectief van één familie, één provinciestad, Senedjan genaamd, en één moskee. Alles gedecoreerd met flarden uit de glorieuze Perzische geschiedenis en uit pathetische Perzische poëzie. Onwaarschijnlijk pathetische Perzische poëzie, maar dat kan ook aan Kaders vertaling liggen.
De keten der eeuwen, de keten der geslachten.
Ik verdenk Kader Abdolah er ernstig van een epos te hebben willen schrijven.
Pietje Bell in Senedjan is het geworden.

Er bestaat een boek van Azar Nafisi dat ‘Lolita lezen in Teheran’ heet. Tijdens de revolutie, lezen we, werden in Iran ondergronds Nabokov, Joyce, Austen verslonden. Niet de christelijke Anne de Vries van ‘Bartje’. Niet de Chris van Abkoude van ‘Pietje Bell'.
Omgekeerd zijn we in Nederland wel tot zo’n Veluwse grofschrijver, alias Kader Abdolah, veroordeeld.

De Iraanse revolutie en de wortels van het terrorisme verpakt hij als streekroman. Een openluchtmuseum vol vrouwen in burka’s en burkajagende imams. Oude ambachten, de dorpsdichter en de dorpsgek, de ondermijning der zeden en het pittoreske landschap, er lopen heus wel moslims in het boek rond, maar het hadden evengoed Barnevelders kunnen zijn.
Doet Kader Abdolah dat uit minzaamheid, om het voor ons sukkels herkenbaar te houden, of ziet hij de wereld echt zo simpel?
Alles wijst op het laatste.
Geregeld onderbreekt hij zijn verhaaltje om ons godsdienstles te geven. De dramatische toon wordt zonder waarschuwing vervangen door een schoolse, de lyrische bril gaat af en de preekbril wordt opgezet.
Kader wil een drama schetsen, maar intussenis hij bang dat ons iets van de diepere zin zal ontgaan.
In de verwarring van alle revoluties, de chaos van fanatici, meelopers, overlopers, opportunisten en profiteurs, vertegenwoordigt elk van zijn romanfiguren een facet, maar de schrijver staat geen moment toe dat we daar zelf achter komen.
Hup, daar is Kader weer, met een vingertje of een wijze les.
Kader Abdolah is een Hollander die sprekend lijkt op een Iraniër die zich heeft vermomd als Hollander.
Hij heeft de naam Ali nog niet genoemd of hij gaat verder met: ‘Ali was de vierde kalief van de islam’, waarna twee alinea’s over de rol van Ali bij de sjiieten. Er hoeft maar iemand in de Hera-berg zoek te raken of doodleuk volgt: ‘De Hera-berg is de heiligste berg in de wereld van de islam,’ waarna vier alinea’s over het begin van de islamitische jaartelling. In het gevecht tussen de epische gooi en de betuttelarij wint de betweter het iedere keer.
Aga Djan, de baas van de moskee en de centrale figuur van het epos, ligt naast zijn vrouw in bed en heeft het over ‘een stukje harde werkelijkheid’.
Werkelijk? In Senedjan? Onder het bewind van de sjah?

Pietje Bell is stilistisch omnipresent. De politie valt een huis binnen en de hoofdagent roept: ‘Doorzoek alle kamers, nu!’ Een moordenaar in Kaboel legt zijn hand op de mond van een vrouw en fluistert: ‘Als u rustig blijft, blijft u ongedeerd. Begrijpt u mijn Perzisch?’ En aan het eind, na de miljoenen doden, volgt daar dan eindelijk het paradijs, een oase vol vruchtbaarheid, waar Aga Djan het graf van zijn zoon aantreft en waar een tractor en Europese boeken zijn.
Zowel vernieuwing als traditie, u begrijpt Kaders diepere bedoeling.
Het meest nog zal dit boek in de smaak vallen bij de Hollanders omdat dit het boek is van een Rechtvaardige, een boek van de derde weg, van het redelijke midden, de brave hoop, de droom van Simpelman.
 
(Eerder gepubliceerd in Vrij Nederland, november 2005.)

dinsdag 17 november 2009

De film is beter (hoop ik)


Kluun huilebalk

De Telegraaf meldt dat een vijftienjarige scholier (bijgevoegde foto toont allochtoon, anders was het geen nieuws) op een schoolreisje door leraren uit de bus is gezet en langs de snelweg gedumpt. Binnen een uur staan er meer dan tweehonderdvijftig reacties op de Telegraaf-site. Ze variëren van ‘Op die kaaskoppen kun je rekenen, ze zijn allemaal een pot nat,’ via ‘Tuurlijk, het is een lieve jongen, braafste van de klas, en er was absoluut geen reden om 'm uit de bus te trappen. Nou, als je z'n bek ziet weet ik al genoeg...´ tot ‘Ik zet mijn vrouw en of kinderen ook wel eens uit de wagen als ze lastig zijn. Zo gek is dat niet.’
Vrijheid blijheid. Ieder z’n zegje.
De tweehonderdvijftig bijdragen zijn niet allemaal even goed gespeld, maar wel allemaal even vlot verwoord. Gooi het eruit. Schrijf wat je denkt. Maak je borst nat en zet hem op.
Niks remmingen, bijvijlen of second thoughts.
Nooit heeft er zoveel spontane schrijverij bestaan. De creatieve zelfbevlekking is epidemisch.
Onvoorstelbaar dat dit zaad van Onan ooit werd verspild op kladjes die bij de vuilnis werden gezet, in dagboeken die in de papiermolen raakten, in brieven die zijn verbrand of in uitgaafjes in eigen beheer die op de vlooienmarkt terechtkwamen en daar nog altijd wachten op een koper.
Geen letter gaat nog verloren, geen opwelling en geen vloek, en wij genieten mee.
De populariteit van prietpraat in leesbare vorm heeft besmettelijk gewerkt op de boekenmarkt en het leesgedrag. Er zijn volksstammen opgestaan die zich graag publiekelijk laten leeglopen en de voyeurs kunnen er niet genoeg van krijgen.
Stoere babbels. Gratuit gesnoef.
Het lijkt me weinig verrassend dat zovelen zich in Kluun herkennen. De klonen van Kluun zijn overal. Om als lezer, zonder het genadige vlies van de stijl, zonder de verzoenende tussenkomst van een originele gedachte, zo met je neus bovenop de uitwasemingen van een hufter te staan, ‘t is een huiveringwekkende sensatie.
Kluun, wat heb je een grote mond.
Het boek van Kluun gaat over zó’n irritante zak dat je niet gelooft wat je leest en daarom lees je het. Gefascineerd ben je door het helemaal-niks en door het hoe-botter-kan-een-bijl-nog-zijn.
De patsers hebben een stem gekregen. Iemand heeft een dicteerapparaat bij een jofele kleerkast neergezet en de uit het kleerkastleven gegrepen verhalen uitgetikt.
Dat deze verhalen het voorspelbare gehalte aan racisme, agressie, vrouwenhaat en hersenloosheid bevatten, alla, 't is dagelijkse kost, maar wat me echt irriteert is de sentimentaliteit en het zelfbeklag van de hoofdpersoon. Voordurend jankt-ie en voortdurend voelt hij zich, wat hij ook uitvreet, tekort gedaan. Zijn janken is zigeunerkindjesgejank en zijn rancune de rancune van de eeuwige gelijkhebber.
Domheid en sentimentaliteit, de combinatie van die twee is... hoe was het ook weer... funest.
De vlotte schrijver heeft bijna een bladzijde nodig voor het opsteken van een sigaret en drie volle bladzijden voor een afscheid op het vliegveld, dus de aap komt pas tegen het eind uit de mouw. De aap luidt dat een vader voor zijn kindje moet kiezen wanneer zijn vrouw aan kanker is gestorven en dat rondneuken op gespannen voet staat met de ware liefde.
Maar tja, de Man. De Man die Wil. De Man die Moet. De Man met zijn ‘angst voor een monogaam leven, met als gevolg een dwangmatige behoefte om vreemd te gaan’. Heb toch, jankt Kluun, een beetje bewondering voor zo’n man.
‘Mijn escapades hielden mijn relatie juist spannend, vond ik.’
Over ouwe scheurkalenderkoek gesproken.
De levenslessen in De weduwnaar zijn even goedkoop als de stijlbloempjes. ‘De plek is nog fraaier dan de plaatjes op internet, dat ziet een blinde in één oogopslag.’ ‘De Dolly’s stuiven op het dienblad af als pupillenelftallen op een voetbal.’ ‘Ik heb niks met kerken, maar ik moet bekennen dat deze plek goed voelt.’
’t Belachelijkste is wel de poging ook een keertje het wereldgebeuren in het verhaal te wurmen. Het vliegtuig dat op tv naar de Twin Towers vliegt, wat anders.
‘Hé, moet je kijken, poepie! Ze beuken zo dat flatgebouw plat! Tering, wat een gaaf gezicht, zeg.’
´t Staat in het boek.
´t Staat echt in het boek.
Wie het bewijs wil dat realisme en geloofwaardigheid niets met elkaar te maken hebben moet Kluun lezen. Je leest het pak proza in een half uur uit. Heel die onafzienbaar lange tijd had ik het gevoel dat mijn zakken werden gerold terwijl ik er bij zat. Dit is geen literatuur, dit is geen roman, dit is geen romannetje, dit is geen kloteproza, dit is geen pak papier, dit is flessentrekkerij.

(Eerder gepubliceerd in Vrij Nederland, juni 2006.)

zaterdag 29 augustus 2009

Nog even dit


Nog even iets over professor Vaessens. Op De Amsterdamse Lezing had de professor een beetje gemijmerd over het aanstaande academische jaar. Daar was een reeks commentaren op verschenen. Op Facebook had ik een link geplaatst naar die commentaren, omdat ze zo'n hoog wartaalgehalte bezaten. Vierentwintig karaats vakjargon.
Het lezen van diepzinnigheden die weinig of niets om het lijf hebben stemt me altijd bijzonder vrolijk, en ik moest die link wel plaatsen om mijn plezier met anderen te delen.
Ik ben nu eenmaal godvergeten sociaal.

Moeilijk schrijven is gemakkelijk, helder schrijven is moeilijk, ik weet het, maar dat betekent nog niet dat we het helder schrijven maar moeten afschaffen. Of de verdedigers van wolligheid hun gang moeten laten gaan.

Van het stel dat professor Vaessens bijviel was een zekere Leo van der Sterren de wolligste, zonder meer. Verder waren het de usual suspects, op wie je de klok gelijk kunt zetten. Zodra iemand begint over metaniveau of literair discours, over betekenis-dit of socio-dat, dan komen Rutger H. Cornets de Groot en Samuel Vriezen om de hoek aangedrenteld.
't Zijn dierbare verschijningen geworden.

Omdat ik de commentaren als navelstaarderig, zelfverheerlijkend, klagerig enz. had bestempeld meende Cornets de Groot daar meteen een zelfportret (niet van hem, maar van mij) in te zien. Kortom, zijn reactie had het niveau van 'wat je zegt ben je zelf' – enigszins onder zijn gebruikelijke niveau.
Omdat ik over de professor en zijn commentatoren had gesproken als over de baas en zijn discipelen, wreef Cornets de Groot me fijntjes in dat ik zelf een heel baasje was. Een bovenbaas zelfs, een voogd.
Kijk, dat krijg je ervan als je het niet hebt aangedurfd bijtijds je eigen vader te vermoorden.

Ha, daar is Samuel Vriezen. Goddank. Je zou al denken dat professor Vaessens in zijn voorzet niet zuiver genoeg in de leer was geweest.
Samuel Vriezen zucht weer eens diep, constateert dat we allemaal nog even dom zijn en zet ons bestraffend in de hoek.
We kijken schichtig om, naar ons plankje met Franse sociologen, neomarxisten, heideggerianen en andere taalacrobaten die we nooit hebben kunnen uitlezen zonder vrees voor hersenverrekking, en zwijgen beschaamd.

En passant valt iedereen in het commentaargedeelte ook nog Van Bastelaere bij, het academisch orakel dat bij de zuiderburen al decennia het vakjargon in de handmixer gooit om er steeds nieuwe gerechten mee te toveren. Vorig jaar nog verzon hij een zowel fabelachtig als fantasieloos verhaal waarmee hij 'wetenschappelijk' onderbouwde waarom hij in zijn bloemlezing uit de Vlaamse poëzie nagenoeg alle Vlaamse dichters had opgenomen. Zoiets heet geen bloemlezing, zoiets heet sociaal werk.
Tenzij je er woordenwolken omheenbreit.

Al die verspilling van intelligentie in dienst van de verdediging van zoveel obscurantisme, je rilt bij de gedachte.

Zelfs Tsjead Bruinja, die zich op zijn blog doorgaans toch beperkt tot gezinsleven en toerisme, kwam aangehold om professor Vaessens te verdedigen. Hij noemde de professor iemand die 'wat hem betreft' toch maar mooi zijn nek had uitgestoken. Wat, professor Vaessens zijn nek uitsteken? Is-ie Nelson Mandela soms?

Professor Vaessens heeft, en daar wordt hij ruim voor betaald, een paar meningen over literatuur. Als je de nevel ervan wegblaast blijken het respectabele waarheden te zijn. 't Is alleen jammer voor zijn imago van vernieuwer en revolutionair dat het waarheden zijn die al tientallen jaren door velen worden verkondigd. Professor Vaessens is bezig ivoren torens te slechten die allang niet meer bestaan. Nu ja, Don Quichotte stak zijn nek ook wel eens uit.

De stellingen van de professor zijn zinnig genoeg. Waar ik me over verbaasde, en ook wel een beetje aan ergerde, was dat ze in zulk abominabel Nederlands waren gesteld.
Je durft hem niet eens te citeren, uit vrees dat je lezers afhaken.

We verwachten van sociologen, politici, godsdienstwetenschappers, economen en juristen geen mensentaal. Maar Neerlandici zouden toch ergens kunnen beginnen?

Mijn verwijt van zweverigheid en elitarisme gold louter een discussie waarin de een beweert: 'Een gedicht kan als een platonisch artefact beschouwd worden' of 'in de eerstelijnsanalyse detecteert de interpretator een verbinding tussen het gedicht en iets wat buiten het gedicht is gesitueerd, maar tevens buiten de empirisch waarneembare werkelijkheid', waarop de ander antwoordt: 'Wat nodig is, is een meer vitaal, "immanent" perspectief, dat literatuur en de werkelijkheid onder één gezichtspunt vat, waardoor er een besef van urgentie kan ontstaan,' terwijl de derde weer verder gaat met: 'Alleen via de weg van de analyse van "intrinsieke waarde" komen we een eventueel kritisch potentieel op het spoor.'

Help!

Nu heb ik toch geciteerd. Ik hoop dat u er nog bent.

Mijn deernis gold dus de studenten. Leer ze helder praten, professor. Leer ze helder schrijven. Anders kunnen ze ook het helder denken vergeten.

donderdag 27 augustus 2009

Spekvet

Vrede met mensen en verstrengeling,
Leven in een van weelde barstend heden
En zweven tussen verdwaasde engelen,
Geen spijkerbed, geen mijnenveld betreden –

Dat wil hij. Leven in Luilekkerland.
Hij wil zo graag een leeg geheugen om
De holte, als een man die watertandt,
Te vullen met zijn eigen optelsom.

Met spekvet, pluimgras en veelgodendom.
Met darmen, lever, nier in lichterlaaie
En met de honger van een bruidegom.
En zal hij daarin slagen? Laat maar waaien.

vrijdag 21 augustus 2009

Alarm

Het is allemaal begonnen met de ANWB. Nederland zou een wonderland worden, want er was een Wegenwacht. Iedereen en alles viel onder de Wegenwacht. Niet alleen bij een lekke achterband, ook als je zonder benzine stond kwamen ze aangesneld. Niet alleen bij een ongeluk, ook als je kramp in je been kreeg.
En toen kwamen de gipsvluchten.
Je brak je been en riant werd je teruggevlogen.
Sprookjesverhalen over de wonderdoende en makkelijk om de tuin te leiden, wereldwijde, spotgoedkope service zoemden door het land.
Stap voor stap, sluipend maar toch ook weer merkwaardig soepel, werd de Nederlanders aangepraat dat ze recht hadden op verzorging van wieg tot graf.

Hier en daar heerst de laatste weken verbazing over de vakantiestatistieken. Nederlandse reizigers zouden zich weinig aantrekken van de varkenspest, bijgenaamd de Mexicaanse griep. Naiëve dwazen! Nog afgezien van het feit dat alle Nederlandse statistieken worden bijgehouden door Maurice de Hond, die door iedereen kan worden omgekocht, weet je toch dat je bij het eerste kuchje dezelfde dag nog vorstelijk zult worden teruggevlogen uit Thailand, Turkije, Argentinië, Mexico of noem maar op?

Inmiddels verkeert heel Nederland in een psychose.
De ik-heb-recht-op-hulp-psychose.
Ik heb recht op mijn traumaatje. Ik heb recht op mijn klaagzangetje met draaiende camera erbij.
Voorlopig hoogtepunt: de loterij en het weerbericht.
De loterij en het weerbericht, die vanouds verrukkelijke valsspelers en door niemand van enige filantropische bevlieging verdacht, dienen ineens betrouwbaar te zijn. De Nederlanders zijn de loterij gaan aanklagen. De Nederlanders zijn het weerbericht gaan aanklagen.
Wie is tenslotte de baas?
Wie heeft hier recht op zijn miljoentje met bijpassend noodweer?

Geen wonder dat het juist de ANWB was die vandaag als eerste de beschuldigende vinger ophief tegen het KNMI. Zo hebben hebben ze hun gipsklantjes niet opgevoed!

Echte rampen, intussen, zijn er voor de gezelligheid en de gezamenlijke knuffelmomenten. Nederlanders kunnen weliswaar zelf niet meer naar de lucht kijken om te beoordelen uit welke hoek de wind waait, wel hebben ze uitstekend geleerd om als verdoofd te luisteren naar de boven hun gestelde Sinterklazen. Ik ken het hele rijtje rituele formules, door de autoriteiten uitgebraakt, inmiddels uit mijn hoofd. Dit moeten we samen met elkaar verwerken. De hulpverlening is optimaal. De mensen reageren erg betrokken. Dit heeft een enorme impact op de mensen uit de omgeving. De hulpverlening is werkelijk optimaal. Geweldig zoals de mensen daar samen met elkaar en echt heel erg betrokken over in gesprek blijven. De hulpverlening is werkelijk echt fantastisch optimaal.

donderdag 26 maart 2009

Wereldvreemd

Mensentaal behoort voor politici tot de absolute onmogelijkheden. Het lijkt een bovenmenselijke inspanning van ze te vergen om te zeggen wat er aan de hand is, zonder nevelslierten.
Misschien schamen ze zich wel voor het feit dat hun wereld van begrippen zo simpel is.
Als democratie maar een eenvoudig ding zou zijn lijken ze zelf minder interessant.
En democratie is verdomd simpel.

Democratie betekent dat het volk om de zoveel jaar de getalsverhoudingen opnieuw vaststelt.
Tussen twee verkiezingen in staat het de politici vrij het beste met het land voor te hebben.
Ze mogen doen wat ze voor hun belangengroep goeddunkt, ze mogen zelfs een keertje het welzijn van het hele land bij hun overwegingen betrekken, maar ze zullen vanzelf zo slim zijn altijd een oogje op het stemvee te houden, vanwege hun herverkiezing en de continuïteit van hun hoge taak, respectievelijk comfortabele pensioen.

Dus verdedigen ze, hoe nobel en humaan verder ook, af en toe een exclusief belangetje van de eigen groep en doen ze iets herkenbaars voor hun specifieke kiezerssegment.
De christenen door op zondag ostentatief naar de kerk te gaan, de liberalen door bekakt te spreken, de socialisten door de mouwen op te stropen, of te doen alsof, en zo voort.
Dat is begrijpelijk.

De belangen van je kiezers dienen en zelfs af en toe hun hand vasthouden is geen populisme.
In de definitie van de democratie liggen de begrenzingen van het populisme besloten.
Democratie hoort regering en parlement voldoende ruimte te bieden om onheil te voorkomen, ook al wenst het volk dat onheil; om impopulaire maatregelen te nemen, als die op langere termijn voor het volk voordeliger zouden uitwerken; om niet voortdurend de clown te hoeven spelen en de gelukzalige idioot, maar voldoende tijd over te houden voor een goed boek, culturele verdieping of bijscholingscursussen.

Maar naarmate het populisme groeit vermindert de democratie. De grenzen van de democratie zijn vloeibaar, democratie kan krimpen. Krimpen tot alleen het woord democratie overblijft.

Wie zegt dat het zo’n vaart niet loopt met de gevaren van het populisme deelt in feite mee dat het zo’n vaart niet loopt met de afbraak van de democratie. Zo iemand liegt dus dubbel.
De afbraak wordt versneld door factoren die elkaar versterken. De politieke partijen zijn op elkaar gaan lijken. En als het onderscheid tussen de partijen vervaagt zal een politicus ineens het hele volk moeten gaan behagen, vooral als hij als partijlid ook nog eens wil promoveren en minister wil worden.

Je ziet geen kamerlid meer of hij is bezig te solliciteren naar de positie van minister-president.
Op de ultieme zeepkist die televisie heet.

De media en de gelijkgeschakelde partijen stimuleren wederzijds deze hoogst gewenste schaalvergroting. Elk streven is gericht op de zo groot mogelijke groep. Bij de partijen, de omroepen, de organisatoren van evenementen.
Daaruit volgt met ijzeren logica dat steeds meer minderheden in het gedrang komen.
En dat we steeds meer aansturen op één partij.

Op het ogenblik hebben we er in elk geval nog twee.
De gezonde Hollander en de vreemdeling.
Godbewaarme.

Waarom kijkt niemand uit zijn doppen?
Wat is er van de nacht?
Waarom doet iedereen zo vergoelijkend over al die toffe jongens die de media en de politiek bevolken, over Rita-zus en Jan-Peter-zo en Joop-van dattem met hun volkse deuntjes?

Laat ons vooral niet vergeten, al kost dat de Nederlanders moeite, dat ook in de wereld rondom ons dingen gebeuren. Alle dingen gebeuren in de wereld. Politici proberen mee te hollen met de schaalvergroting die de strijd tegen het terrorisme met zich meebrengt, maar hoe holt een wereldvreemde met de wereld mee?

Sommige politici proberen het enthousiasme waarmee de zwakke resten van onze laatste nationale deugdjes aan de wereldpolitiek worden opgeofferd in alle toonaarden te ontkennen. Het benadrukt alleen het lokale en provinciale karakter van die politici.
Waarschijnlijk hebben ze hun afhankelijkheid en marionettenrol niet eens door.

woensdag 18 februari 2009

Toppunt van eigendunk

Mijn bibabundel verschijnt aanstaande september bij uitgeverij de Kwetterende Kat. Lees hier alvast pagina 7 t/m 12 (de 'oercyclus')!

Morgenavond ben ik persoonlijk bij te wonen in de poëzieschuur in Waddinxveen. Aanvang half elf. Komt dat zien!

Ik krijg subiet eczeem van zulke zelfpromotieblogs.

Maar niettemin, hier het interview met Martijn Benders.

maandag 2 februari 2009

Librisprijs

In letterenland is altijd iets te doen. 'Nadat diverse klachten waren te horen over de longlist die de organisatie van de Libris Literatuurprijs deze week publiceerde, kwam Boekblad erachter dat meerdere uitgeverijen tekort waren geschoten in het inzenden van de boeken uit hun fondsen,' schrijft de NRC.

Boekblad heeft de groslijst gepubliceerd waarop de boeken staan die onder de ogen zijn gekomen van de directie en het bestuur en de benoemingscommissie en de juryleden van de firma Libris, voor al uw kook- en kleurboeken.

Een serieuze kandidaat als Christiaan Weijts komt er niet op voor. Hans Münstermann ook niet. Gerrit Komrij ook niet, maar dat terzijde.
Gewoon niet onder ogen gehad.
De Librisprijs voor een willekeurig percentage van uw Nederlandse literatuur.
Het doorspelen van de zwartepiet kan beginnen.

Bestaat er echt een schrijver die enige interesse kan opbrengen in wat de firma Libris bezielt?

Toch komt er bij zo'n bericht altijd een vraagje in me op.

Ze zeggen dat het jaarlijkse prijzenspektakel van dat soort firma's mooi is voor het verkopen van boeken en zelfs voor het bevorderen van literatuur.
(Met al die instellingen die Nederlanders hebben voor 'het bevorderen van literatuur' zou je bijna denken dat er vooral onaantrekkelijke boeken worden geschreven.)
Literaire filantropie!

Daarom (dit is het vraagje) vind ik het opmerkelijk dat onder het hele Librisstel niet één brave ziel gevonden kon worden die voldoende geïnteresseerd was in literatuur om een beetje bij te houden wat er in 2008 verscheen. Of welke lacunes de groslijst met gratis (en waarschijnlijk in veelvoud) toegezonden boeken vertoonde.
Fluitje van een cent, lijkt me.

Ze hadden er ook een zonderling die wel eens een boek leest voor kunnen inhuren.

En voorts (vervolg van het vraagje) vind ik het opmerkelijk dat niemand van het hele stel bereid is gebleken zelf een boek te kopen. 't Kan ook zijn dat er nergens een goeie boekhandel te vinden was.

Waarom moeten wij doen wat de firma Libris zelf vertikt?

donderdag 29 januari 2009

Landschapjes met boeken (2)





Met mijn culturele activiteiten gaat het beroerd. Er zijn hier geen culturele activiteiten. De cultuur, c’est moi. En boeken om te lezen, ach, ik haal vaak alleen de eerste vijf bladzijden. Ik herlees veel ruggen van boeken. De laatste maand bied ik fanatiek mee op eBay, Amerikaanse boeken vooral. De dollar lijkt niets waard.

Ik weet niet of het aan de economische crisis ligt of aan mijn behendigheid en boekenkennis, maar ik heb veel te veel succes. Kopen heet bij eBay ‘winnen’. Ik win Amerikaanse kinderboeken uit de tijd van de burgeroorlog, ik win boeken over stoomlocomotieven, ik win boeken over goochelaars, ik win boeken over homoseksuelen op Capri. Ik koop ze allemaal, als het jasje erom maar mooi is.

Uren besteed ik vervolgens aan het invullen van formulieren om de bureaucratische douanebeambten hier zover te krijgen dat ze al die boeken de grens over tillen. Dan zet ik ze op de plank.

’t Is een bekend verschijnsel, koopaanvallen bij een depressie. Cultuur kun je het niet noemen.

’s Avonds ben ik dolgelukkig dat Eveline uit Connecticut me mailt met de mededeling dat ik een first class buyer ben en of ik haar alsjeblieft positieve feedback wil geven.

In slaap vallen met een intens gevoel van dankbaarheid omdat Eveline uit Connecticut je heeft gemaild, zeg nu zelf, is dat een leven?

eBay zoekt je op met scherpe klauwen en opgesperde kaken. Ik ben naar een eenzame plek verhuisd om aan de verleidingen te ontsnappen. Internetwinkels zijn naar me toegekropen en hebben me omsingeld. Ik hoop dat het snel weer over is.

Tot zover mijn leescultuur. Ik kijk naar de plaatjes in Captain Fritz (Captain Fritz is een hond, ik win ook alle boeken met herinneringen, dagboeken en autobiografieën van honden), ik streel de rug van Longfellow, ik snuif even oude prairielucht op uit Farm Ballads, dat is het.

Voor de helft van het geld mag iemand de troep overnemen.

Landschapjes met boeken (1)





Kijkjes in de bibliotheek...

Hoe nu verder?

De Wintertuin, Crossing Border, Dichters in de Prinsentuin, Doe Maar Dicht Maar, het Poëziecentrum Nederland, enz., instellingen en organisaties die met 'de' poëzie als excuus min of meer worden gesubsidieerd en die zich in de strijd om de Dichter des Vaderlands vierkant achter één bepaalde dichter schaarden, daarmee al minstens vier dichters schofferend - moeten die nu niet overwegen zichzelf op te heffen?

donderdag 8 januari 2009

Eregast

Help! Iedereen die dacht dat er nog iets moois en levensvatbaars stak in het instituut van Dichter des Vaderlands moet nu bekennen: de Dichter des Vaderlands is het persoonlijke eigendom van Jan Kok.
Ik had nooit gehoord van een poëzie-uitbater, luisterend naar de naam Jan Kok, maar hij blijkt een eindredacteur bij de NPS, verantwoordelijk voor de verkiezingsuitzending van de Dichter des Vaderlands op 28 januari aanstaande. Iemand dus die bij de publieke omroep over de Kunst gaat en toch een publieke-omroepensalaris verdient. Salarissen die, zoals iedereen weet, niet voor de poes zijn.
Maar Jan Kok heeft honger en hij heeft ook de Dichter des Vaderlands met huid en haar verorberd.

In de Volkskrant van 7 januari verklaarde Jan Kok, die hoogstpersoonlijk de komende Dichter des Vaderlands zal redigeren, regisseren en op de kaart zetten, naar aanleiding van een verzuchting van Dichter des Vaderlands de Eerste, uw aller dienaar dus: ‘De vraag of we Komrij uit Portugal moesten laten komen, is hier nooit ter sprake gekomen. Voor Komrij hadden we op die avond geen rol in gedachten.’ Ze zouden me, legde hij uit, wel hebben binnengelaten als ik in de buurt was, maar ‘vooral uit beleefdheid’.
Jan Kok als poëzieportier.

Vanwaar ineens die ongevraagde schouderklopjes? De aanleiding was mijn verzuchting gisteren, op deze plek, over de belabberde aanpak van de DdV-verkiezing en over het belabberde programma dat die DdV-verkiezing ook ditmaal vast weer zou opleveren, ondanks de royale en deskundige inzet van Jan Kok. Over hoe literatuur in het algemeen op de treurbuis wordt mishandeld.
’t Is nu eenmaal een stokpaardje van me, mijn verbazing over dat eeuwige gesukkel van televisiemensen als ze op het scherm iets moeilijkers moeten presenteren dan een hoop stront en een fles suikerwater.
Ze zijn gul met liedjes en grappenmakers, maar als ze iets met boeken moeten doen, of met gedichten, dan worden ineens angstig en gejaagd alle zandzakken, stopborden en seinlichten in stelling gebracht.
Owee, als de arme kijker eens zou schrikken. Dan zou de arme kijker weglopen. Dan zouden er minder kijkers zijn. Dan zouden er minder advertenties zijn. Dan zouden er minder inkomsten zijn. Dan zou misschien de netmanager of - wie weet! – de eindredacteur beknot moeten worden op zijn onkostenvergoeding.
Cultuurbarbarisme met overheidssteun.
Bij de televisie blijven alleen de schijtlaarzen bovendrijven.

Ik schreef dit langs mijn neus weg en niet ‘woedend’, zoals in het Volkskrantverslagje staat. De hoofdkwestie werd weggemoffeld en het detail in de schijnwerper gezet. ’t Is de vaste gang van zaken in Nederland. Mijn ironische verzuchting dat ik er de avond van de verkiezing best bij had willen zijn om de zaak iets op te vrolijken, maar tja, dat dit voor de portemonnee van Kok en zijn Koksianen vast te bezwaarlijk zou zijn – die verzuchting werd tot de kern van de poedel uitgeroepen.
(Wat een ellende, dat je van je eigen ironie moet gaan uitleggen dat het ironie is.)
(‘De kern van de poedel’ is uit Goethes Faust. Ik ben niet te beroerd voor een beetje uitleg.)
Mijn onvrede met het bestedingspatroon van de televisiebonzen – bakken met geld voor de goorste rotzooi en met moeite een cent voor essentiëler zaken – werd geïnterpreteerd als een persoonlijke verongelijktheid. Er werd een beeld geschetst of ik er dolgraag bij wilde zijn, maar achguttegut de reis niet kon betalen. Ja, of ik van mezelf vond dat ik beslist niet mocht ontbreken, maar dat ik helaas verstek moest laten gaan wegens vergevorderde armlastigheid.
De zielepiet.
Ik had me als het ware opgedrongen en NPS wist van niks, dat was na een paar uur al het beeld.

Ik laat even de volledige e-mailuitwisseling tussen de NPS en mij volgen, zonder achterwegelating van één woord.
Het gaat om mailberichten van 12 december, 29 december en 5 januari.



12 december 2008

Goedemorgen meneer Komrij,

Zoals 4 jaar geleden organiseert de NPS een tv avond rondom de verkiezing van de Dichter des Vaderlands.
Dit programma wordt live uitgezonden op woensdag 28 januari vanuit het Werktheater in Amsterdam.
Bent u in het kader van deze verkiezing en voor gedichtendag in Nederland?
Zo ja, dan zou ik u mede namens eindredacteur Jan Kok en presentator Joost Prinsen graag als eregast willen uitnodigen voor deze avond.

Ik hoor graag van u of u wilt komen.

Met vriendelijke groet

Coby van Dijck
NPS
(tv producer)


29 december 2008

Geachte Coby van Dijck,

Ik ben omstreeks de 28ste januari niet toevallig in Nederland, dus ik
moet verstek laten gaan.

Vriendelijke groet,

Gerrit Komrij



5 januari 2009

Geachte heer Komrij,

Dat spijt ons zeer, dan moeten we het helaas hierbij houden.
Hartelijke groet

Coby van Dijck


Men ziet: ik vroeg niet om geld en er is geen geld geboden. De 250 euro uit mijn verzuchting waren literaire euro’s. Symbolische euro’s. Ironische euro’s. Euro’s om een argument te verduidelijken. Ik heb geen moment het idee gehad dat iemand dit niet zou snappen. ’t Was bovendien een literair foefje om die NPS-lui in bescherming te nemen. Want de toon van de beide brieven van de dienstmaagd van Kok is gruwelijker dan uit mijn weergave blijkt.
Ik hoefde de NPS niet eens de kans te geven een verzoek om reiskosten af te slaan, ze sloegen het al af voor er om verzocht kon worden.
Eregast.
Vrachtwagens met geld worden er bij de NPS doorheen gejaagd, alleen eer kost geen cent.

Nu, ik laat graag aan de lezer over of ‘eregast’ hetzelfde betekent als ‘onder het publiek’ of ‘geen rol’. Voor Jan Kok in elk geval wel. Jan Kok is aldoor eindredacteur van ontelbare literaire progamma’s met uitsluitend eregasten.
Eer is lucht bij die lui.
‘Wat doe jij hier?’
‘Ik wandel zomaar rond. Ik doe wat boodschappen. Ik fluit de meiden na. Ik ben toevallig toch in Nederland en ik denk dat ik maar eens bij de studio van de NPS binnenwip, want ik ben daar eregast.’

Jan Kok heeft nu in de Volkskrant zelf aangetoond wat ik bewezen wilde zien. Van het programma 'de verkiezing van de Dichter des Vaderlands' staat maanden van tevoren het format al vast, de komiek van dienst is uitgenodigd, de vijf sfeerfilmpjes van elk dertig seconden liggen klaar en een vliegende brigade van Bekende Nederlanders is geïnstrueerd om de dichters in de rede te vallen als ze een moeilijk woord dreigen uit te spreken. Op de ochtend na de live uitzending kan de hele programmastaf meteen op vakantie.
Een uitzending zonder ziel. De Dichter des Vaderlands als een stuk kauwgum in regiehanden.
Waarschijnlijk is ook de winnaar al bekend. Kok lijkt me geen type dat van verrassingen houdt.

Alles sterkt mij in het vermoeden dat deze hele verkiezing doorgestoken kaart is. In dat geval zit men helemaal niet verlegen om lessen uit het verleden. Om een eregast die een rol speelt.
Gek, dat vermoedens zo sterk kunnen zijn met zulke zwakke bewijzen.
Ik weet alleen dat mijn vermoedens bijzonder vaak zijn uitgekomen.
Niet altijd.
Dus is het vast goed zoals het is. Een elite van kunstambtenaren heeft er ongetwijfeld meer verstand van dan dat groepje ongeregelde stemmers. Lessen uit het verleden zijn alleen maar strontvervelend. Bovendien is de Dichter des Vaderlands de Here God niet.
De Here God heet Jan Kok.

Nu ernstig. Er wordt door de kunstambtenaren hier en daar nogal smalend gedaan over de inbreng die de twee eerdere Dichters des Vaderlands zouden kunnen hebben. Dat dedain lijkt me misplaatst, al begrijp ik de wens en de noodzaak van alle kunstambtenaren om steeds opnieuw het wiel uit te vinden. Ze hadden met de twee eerdere Dichters des Vaderlands eens om de tafel kunnen gaan zitten. Met een broodje kaas misschien en een glas karnemelk, het hoeft niet per se. Beide DdV’s hebben ervaringen opgedaan, fouten gemaakt, hun neus gestoten. Beiden hebben ze misschien plannen aangezwengeld die nog niet voltooid zijn of signalen opgevangen van mogelijkheden die te verwezenlijken zouden zijn. Beiden weten wat je echt niet nog eens hoeft te proberen. Is het werkelijk zo zot eens een half middagje voor een geheel vrijblijvende gedachtewisseling uit te trekken?
De Dichter des Vaderlands is een persoon, maar ook een instituut.
Er is een wisseling van de wacht, maar er is ook continuïteit.
Het instituut kan slechte dichters overleven. Maar of het ook de cultuurambtenaren overleeft?

Hoe dan ook, alles gebeurt over ieders hoofd heen. Over de hoofden van de dichters. Over de hoofden van de kandidaten. Het instituut van de Dichter des Vaderlands bevindt zich op dit ogenblik, tot mijn diepe droefenis, in een geur van instanties die parasiteren op de literatuur en die hun eigen agenda hebben.

Aan de dichters de eer! Vergeef ze hun euvele moed, als ze om een zakcent bedelen!
Het spijt me dat enkele schatten van mensen mijn taxatie van 250 euro zo letterlijk hebben genomen. Hoewel het een tikkeltje dom blijft om literatuur aan te zien voor dienstmededelingen – ik vind de bekommernis aandoenlijk.
We zijn er met die 250 euro nog lang niet, dat beseft iedereen die wel eens een uitstapje heeft gemaakt. Er komen nog de kosten bij van een geblindeerde limousine (standaard voor de Dichter des Vaderlands) en van een suite in het Amstel Hotel (standaard voor de Dichter des Vaderlands). Wat drank en eten betreft neem ik genoegen met wat Jan Kok krijgt voorgeschoteld.

Begin in Nederland een discussie over principes, en ze struikelen over geld. Alle pausen en kardinalen nog aan toe, wat was de Volkskrant er dit keer snel bij! De krant heeft een reputatie hoog te houden op het punt van misleidende koppen, en daar stond-ie dan, over vier kolommen:

NPS maakt aanval van dichter Komrij onschadelijk

Die NPS flikt het hem, je hóórt het de lezer denken. De alverdelger is gearriveerd. De dekselse Jan Kok zelf. Hij heeft niet alleen de Dichter des Vaderlands geannexeerd, hij is ook nog eens de NPS in eigen persoon.



Dichter onschadelijk gemaakt... Door de man met de flitspuit. Dezelfde flitspuit waarmee ze in televisieland alle kunst en literatuur onschadelijk maken.

Acht jaar lang heeft de Volkskrant het instituut Dichter des Vaderlands geen woord waardig gekeurd. Het was immers mede een initiatief van NRC Handelsblad. En ineens weet het krantje tussen de loftuitingen aan het adres van prins Bernhard en Geert Wilders door honderdvijfentwintig woorden in te ruimen voor de aanstaande verkiezing. Onder gelijktijdige eliminatie van een dichter in de aanval.
Of ik een insect ben.
Het lijkt of hier belediging op belediging wordt gestapeld, schrijft Coen Peppelenbos op zijn Literatuurlog. Het zit er dik in.

Ik weet niet wat het is, maar iedere keer als ik iets verkeerds doe schiet het oude wijf dat de Volkskrant heet wakker. Dat is al jaren zo. De rest van de tijd zit mevrouw te knikkebollen. Ik kan mooi wezen en dansen, ik kan krullen in mijn haar zetten en schitteren, ze verwaardigt zich in haar lethargie niet haar wenkbrauwen op een kier te zetten. Maar zie – één sproet op mijn gezicht, één mankementje en hopla, daar schiet de grijze dame als een vuurpijl overeind. Een leven lang moet iemand het doen met zo’n oplettend wijf. Ocharm. Gelukkig dat ze het grootste deel van haar tijd in totale versuffing doorbrengt.

Op sterven na dode Volkskrant, stik in je koppen! Van beleefdheid ontploffende NPS, rot op met je centen! Lieve kandidaten voor het instituut van Dichter des Vaderlands, stort de inhoud van jullie collectezak op de rekening van de poëzieclub of geef het aan de gulle gevers terug! Ik zit op 28 januari op het strand van Copacabana. Eregast van de altijd weldadige zon.

maandag 5 januari 2009

Dichter des Vaderlands

Deze maand vindt op de televisie de verkiezing plaats van de derde Dichter des Vaderlands, en Zij die over de Kunsten gaan bij de televisie hebben me gevraagd bij die avond aanwezig te zijn, 'als ik toch toevallig in Nederland was'.
't Leek me wel iets, ik zou dan eens mooi kunnen zeggen waarom dat hele Dichter des Vaderlands-gedoe me de keel uithing. Waarom al die huichelaars na de moordaanslag op Dichter des Vaderlands de Eerste nu niet ineens opnieuw moesten gaan doen of de poëzie ze een lor kon schelen.
Dat wou ik zeggen, en nog veel meer.
Maar goed, ik woon niet om de hoek.
Bij navraag bleek een vergoeding van de reiskosten onbespreekbaar. Een retourtje Portugal kost in januari nog geen 250 euro. Zoiets fabelachtigs kan er begrijpelijkerwijs niet af. De salarissen van Degenen die over de Kunst gaan bij de televisie moeten ook nog worden betaald. En het zakgeld van Paul de Leeuw.
Ik heb wel eens horen fluisteren dat ze die Paul de Leeuw vorstelijk betalen. Maar dan heb je ook een heel scherm vol.
De Dichter des Vaderlands-verkiezing op de televisie lijkt nu al een magere vertoning en een fiasco van jewelste te worden. Zelfs ik zal daar straks dus niets meer aan kunnen veranderen.