dinsdag 17 november 2009

De film is beter (hoop ik)


Kluun huilebalk

De Telegraaf meldt dat een vijftienjarige scholier (bijgevoegde foto toont allochtoon, anders was het geen nieuws) op een schoolreisje door leraren uit de bus is gezet en langs de snelweg gedumpt. Binnen een uur staan er meer dan tweehonderdvijftig reacties op de Telegraaf-site. Ze variëren van ‘Op die kaaskoppen kun je rekenen, ze zijn allemaal een pot nat,’ via ‘Tuurlijk, het is een lieve jongen, braafste van de klas, en er was absoluut geen reden om 'm uit de bus te trappen. Nou, als je z'n bek ziet weet ik al genoeg...´ tot ‘Ik zet mijn vrouw en of kinderen ook wel eens uit de wagen als ze lastig zijn. Zo gek is dat niet.’
Vrijheid blijheid. Ieder z’n zegje.
De tweehonderdvijftig bijdragen zijn niet allemaal even goed gespeld, maar wel allemaal even vlot verwoord. Gooi het eruit. Schrijf wat je denkt. Maak je borst nat en zet hem op.
Niks remmingen, bijvijlen of second thoughts.
Nooit heeft er zoveel spontane schrijverij bestaan. De creatieve zelfbevlekking is epidemisch.
Onvoorstelbaar dat dit zaad van Onan ooit werd verspild op kladjes die bij de vuilnis werden gezet, in dagboeken die in de papiermolen raakten, in brieven die zijn verbrand of in uitgaafjes in eigen beheer die op de vlooienmarkt terechtkwamen en daar nog altijd wachten op een koper.
Geen letter gaat nog verloren, geen opwelling en geen vloek, en wij genieten mee.
De populariteit van prietpraat in leesbare vorm heeft besmettelijk gewerkt op de boekenmarkt en het leesgedrag. Er zijn volksstammen opgestaan die zich graag publiekelijk laten leeglopen en de voyeurs kunnen er niet genoeg van krijgen.
Stoere babbels. Gratuit gesnoef.
Het lijkt me weinig verrassend dat zovelen zich in Kluun herkennen. De klonen van Kluun zijn overal. Om als lezer, zonder het genadige vlies van de stijl, zonder de verzoenende tussenkomst van een originele gedachte, zo met je neus bovenop de uitwasemingen van een hufter te staan, ‘t is een huiveringwekkende sensatie.
Kluun, wat heb je een grote mond.
Het boek van Kluun gaat over zó’n irritante zak dat je niet gelooft wat je leest en daarom lees je het. Gefascineerd ben je door het helemaal-niks en door het hoe-botter-kan-een-bijl-nog-zijn.
De patsers hebben een stem gekregen. Iemand heeft een dicteerapparaat bij een jofele kleerkast neergezet en de uit het kleerkastleven gegrepen verhalen uitgetikt.
Dat deze verhalen het voorspelbare gehalte aan racisme, agressie, vrouwenhaat en hersenloosheid bevatten, alla, 't is dagelijkse kost, maar wat me echt irriteert is de sentimentaliteit en het zelfbeklag van de hoofdpersoon. Voordurend jankt-ie en voortdurend voelt hij zich, wat hij ook uitvreet, tekort gedaan. Zijn janken is zigeunerkindjesgejank en zijn rancune de rancune van de eeuwige gelijkhebber.
Domheid en sentimentaliteit, de combinatie van die twee is... hoe was het ook weer... funest.
De vlotte schrijver heeft bijna een bladzijde nodig voor het opsteken van een sigaret en drie volle bladzijden voor een afscheid op het vliegveld, dus de aap komt pas tegen het eind uit de mouw. De aap luidt dat een vader voor zijn kindje moet kiezen wanneer zijn vrouw aan kanker is gestorven en dat rondneuken op gespannen voet staat met de ware liefde.
Maar tja, de Man. De Man die Wil. De Man die Moet. De Man met zijn ‘angst voor een monogaam leven, met als gevolg een dwangmatige behoefte om vreemd te gaan’. Heb toch, jankt Kluun, een beetje bewondering voor zo’n man.
‘Mijn escapades hielden mijn relatie juist spannend, vond ik.’
Over ouwe scheurkalenderkoek gesproken.
De levenslessen in De weduwnaar zijn even goedkoop als de stijlbloempjes. ‘De plek is nog fraaier dan de plaatjes op internet, dat ziet een blinde in één oogopslag.’ ‘De Dolly’s stuiven op het dienblad af als pupillenelftallen op een voetbal.’ ‘Ik heb niks met kerken, maar ik moet bekennen dat deze plek goed voelt.’
’t Belachelijkste is wel de poging ook een keertje het wereldgebeuren in het verhaal te wurmen. Het vliegtuig dat op tv naar de Twin Towers vliegt, wat anders.
‘Hé, moet je kijken, poepie! Ze beuken zo dat flatgebouw plat! Tering, wat een gaaf gezicht, zeg.’
´t Staat in het boek.
´t Staat echt in het boek.
Wie het bewijs wil dat realisme en geloofwaardigheid niets met elkaar te maken hebben moet Kluun lezen. Je leest het pak proza in een half uur uit. Heel die onafzienbaar lange tijd had ik het gevoel dat mijn zakken werden gerold terwijl ik er bij zat. Dit is geen literatuur, dit is geen roman, dit is geen romannetje, dit is geen kloteproza, dit is geen pak papier, dit is flessentrekkerij.

(Eerder gepubliceerd in Vrij Nederland, juni 2006.)