De politici zijn laf, draaikonterig, halfslachtig, schud het hele scheldwoordenboek maar leeg.
Ze verwarren het moslimprobleem met het vreemdelingenprobleem. Ze blussen binnenslands een brandje en zien de lekkende tongen op de globe niet. Wat ze geven met de ene hand nemen ze met de andere hand dubbel terug. Ze zijn bang voor god en allah en de hele santenkraam. Ze zijn bezig met kaartlezen (met de kaart op kop) en vooral met hun eigen populariteit. Ze zijn bang voor hun grote broer. Ze likken het mohammedanisme en ze slaan het mohammedanisme, omdat ze niet weten waar zich de mohammedaanse tong en kont bevinden.
‘Op een morgen zullen we allemaal wakker worden en Ali heten.’ Dat schreef ik in 1984.
En ik ben geen profeet. Maar ik heb ook geen stront in mijn ogen, zaagsel in mijn kop.