woensdag 12 maart 2008

Boekenweekdier

Als ik deze week afhankelijk was geweest van de treurbuis voor mijn opinie over de Nederlandse literatuur zou ik me brakend van de Nederlandse literatuur hebben afgewend.


Mijn God, wat was er deze week veel literatuur op de treurbuis. Dat alleen al. Te veel. Eerst maandenlang niks en dan plotseling, hopla, pompt u maar. Daar zal die funeste, allesverwoestende CPNB weer achter hebben gezeten. Met de geldzak. Vanwege de Boekenweek.


Eerst had je de Leescoupé. Over dat programma kunnen we beter zwijgen. Het gaat niet uit van één gedachte, het hinkt niet op twee gedachten, het strompelt op helemaal geen gedachte. Het is honderd procent gênant. Het is nikser dan niks.


De avond erna had je de Avond van het boek. Aangekleed kwisje. Schrijvertjes onder een rieten afdak op een haastig in elkaar getimmerde tribune. Schrijvende schapen die, telkens als ze aan de beurt zijn, per persoon niet meer dan drie woorden achter elkaar mogen zeggen. Slappe vraagjes. Schnabbelpresentator. Giechelende jury. Zak met lucht. Let wel, hier vertoonde zich de fine fleur van de letteren. Er zat zelfs een hoogleraar bij in de literaire kritiek.


De dag erna had je het Boekenbal. De nog finer fleur. De finste van de finste fleur. Nog stupider vragen van de journalisten en nog wanhopiger oneliners terug van de ondervraagden. Een krakkemikkige optocht van aardappelzakken. Het jaarfeest van de Boeren- en Tuindersbond. Innige tevredenheid met zichzelf.


Als dit alles was wat ik meekreeg van de literatuur zou ik meteen economie gaan studeren.