vrijdag 22 februari 2008

Vandaag een jaar geleden

Vandaag is het precies een jaar geleden dat ik de zonderlingste opmerking van het jaar 2007 las.
Je leest veel zonderlings, daar niet van. Maar van deze raadselachtige alinea kwam ik een jaarlang niet af. Ik probeerde voor koffiedikkijker, vogelwichelaar, hoogleraar letterkunde, beroepscriticus, Uri Geller en profeet te spelen, ik kon de diepere laag maar niet doorgronden. Vandaag is het precies een jaar geleden dat de huidige Drentse veen- en negorijdichter Bart 'Telraam' Droog op De Contrabas schreef:


"Ik vraag me weleens af waarom ik geen postzegels kan verzamelen en waarom ik geen amourettes kan collectioneren. En geen wijsheid. Zo vraag ik me ook wel eens af waarom ik zou moeten berichten over poëzie- of literatuurfestivals die De Dichters uit Epibreren noch mij ooit hebben uitgenodigd, maar wel bijkans smeken om op het nu slapende Rottend Staal vermeld te worden. Ik spreek hier over bijvoorbeeld Saint Amour, Crossing Border en de Utrechtse Nacht van de Poëzie.
Voor wat hoort wat, zou je zeggen. Zo deelde in Esfehan een Indiase professor me mee dat men aan de universiteit van New Delhi overweegt een leerstoel Nederlands op te zetten, maar 'daar moet Nederland natuurlijk wel wat tegenover stellen.' En een Amerikaans dichter vertelde me al jaren geleden dat hij ons aan optredens in The States zou kunnen helpen, maar 'dan moet je mij eerst een optreden in Nederland bezorgen.'
Daarom stel ik voor dat alle festivalorganisaties die nog nooit een Contrabas- of Rottend Staalredacteur geboekt hebben, eerst eens wat van die lieden boeken via SSS, zodat wij, net als een aantal van onze collega's van b.v. de Volkskrant, NRC Handelsblad, Trouw en Vrij Nederland daarna vol lof over onze nieuwe broodheren kunnen berichten."


Dat was op 22 februari 2007. Zeg nu zelf, is dit niet zonderling? Niet hoogst ongebruikelijk? Voor zover ik de overigens met veel talenten begiftigde Drentse veen- en negorijdichter Bart 'Telraam' Droog ken moet iedere mogelijkheid van ironie of humor worden uitgesloten. Maar iemand die zich zelf zo in de corruptievijver en het vriendjesdienstaquarium gooit met een aanbevelingsbriefje en een kortingbon om zijn nek, daar raak ik ernstig van in de war. Daar kom ik niet af en daar kom ik niet uit.
Vandaag, op de 22ste februari 2008, heb ik de knoop doorgehakt. Ik heb eindelijk besloten te erkennen dat hier een hogere vorm van satire werd beoefend. En dat ik een verblinde lezer ben geweest. En dat ik maar bleef aarzelen, puur uit sympathie voor Bart 'Telraam' Droog, toen deze nog geen Drentse veen- en negorijdichter was.

donderdag 21 februari 2008

Tafelmanieren

Na het afkalven van het Herman-de-Coninck-imperium voelen de twee deftige heren Geert van Istendael en Benno Barnard de behoefte nog eens hard te fluiten om op te vallen.
Ze verwaardigden zich zelfs, tot mijn verbazing, op te duiken in de smerigste der smerige milieus, de commentaar-catacomben, het eigenlijke speelveldje van querulanten, halvegaren, dyslectici en gedoemde dichters.
Het gebeurde in een discussie op De Contrabas onder het hoofdje Hoofddoekjes.
Daar stelde het deftige tweetal zich teweer tegen Samuel Vriezen, die de heren vriendelijk maar beslist had gewezen op enige vrijblijvendheden in hun gezamenlijke fluitconcert.
Meneer Vriezen was, toegegeven, een beetje recht door zee van leer getrokken, maar veel echt onheuse onheusheid kon ik niet ontdekken in zijn woorden.
Tja, meneer Van Istendael en meneer Barnard niettemin zwaar beledigd. In welke groezelige wereld waren ze nu terechtgekomen? Het werd tijd zich tactisch terug te trekken om de discussie over de hoofddoekjes te vervolgen op een platform dat meer persberichten genereerde.
De heer Vriezen werd ineens beschuldigd van 'een agressieve toon'. 'We hebben gepoogd een sereen debat te voeren, zonder gekrijs tegen individuen,' voegde het duo daar aan toe. Om te besluiten met: 'Om die reden hebben we besloten ons terug te trekken uit het gesprek zoals dat op deze plaats wordt gevoerd. Debatteren met mensen zonder tafelmanieren is zinloos.'
Zo smeren twee toeristen 'm, als ze zich op een pittoresk uitstapje door een achterbuurt ineens omsingeld zien en ontdekken dat ze in een doodlopende steeg zijn terechtgekomen.

Ik moet bij de luid fluitende heren Barnard en Van Istendael denken aan de jaren zestig en zeventig. De tijd van lange haren, hurken op de vloer en eten uit de vuist. Op blanke engelenvleugelen kwamen de jaren tachtig aangezweefd. De morsigheid werd de wacht aangezegd. Het kwam weer in de mode kort haar te dragen, een stoel te kopen, de dandy uit te hangen, vorken en messen aan te schaffen, het liefst met een zilvermerk, en daarmee nog te eten ook. De bruine cafés stonden leeg, men liet zich bedienen in heldere hallen door zwarte obers met blanke voorschoten. De goede tafelmanieren waren terug.
De heren Barnard en Van Istendael maken de indruk in dat tijdperk van restauratie te zijn blijven steken.
Zou het ze werkelijk zijn ontgaan dat de tijd inmiddels alweer een slag is gedraaid?
Ze hebben de mond nogal vol over het Nieuwe Kwaad en over Nine Eleven, en toch is het of ze daar, liggend in een lits jumeaux van het bouwjaar 1985, naar kijken.

Halverwege de jaren negentig merkte ik, terug op bezoek in Amsterdam, dat er voor het eerst in tijden iets echt, iets serieus aan het veranderen was. Wie telkens na ruime tussenpozen terugkeert voelt zoiets, seismologisch en zo. Vóór circa 1995 was alles maar een beetje bij het oude gebleven, het sukkelde een decennium matjes verder. Maar ineens, binnen een jaar of wat, was het anders. Wat precies? Je wist het niet. De toon, de sfeer. Een oude huid werd afgestroopt, maar welk nieuw beest het oude beest aan het opvolgen was zag je nog niet duidelijk.
Ik ben ervan overtuigd dat "11 september" niet uit de lucht is komen vallen. "11 september" was niet het omineuze keerpunt, de blikseminslag. Het was wel een katalysator. Het kon daarna ook prachtig het symbool worden voor alles wat al gaande was. "11 september" zorgde ervoor dat iedereen hardop ging praten over de sluimerende onrust, over de heimelijke gedaanteverwisseling, dat alle onuitgesprokenheden een naam kregen.
De toon was verhard en de verharding werd de nieuwe grondtoon.
Fluisterwoorden werden fiere houdingen en de fiere houdingen werden instituten. Plotseling, oprijzend, als een onontkoombare dondergod tegen de hemel stond-ie daar dan, de vader van alle gedachten: de tegenstelling tussen hullie en ons.
Hullie daar en ons hier.
'Hullie' moest daarna nodig worden vormgegeven. Hullie kwam tot stand in alle mengvormen van fundamentalisme, terrorisme, mohammedanisme, hoofddoekjes, lieverkoekjes. Er wordt nog altijd druk aan gewerkt.
'Ons' hield op een taboewoord te zijn. Maar wie is ons? Daar werd en wordt al even voortvarend aan gewerkt. Vaderland, identiteit, canon, een zuiver ras, waterpas.

Hullie en ons, het blijft bedenkelijk, daar hoef je de geschiedenis niet bij te halen. Deftige heren zouden zich niet moeten lenen voor een bijdrage aan zo'n ontplofbare constructie. Terug naar jullie cognacglas en vingerkom!

zondag 17 februari 2008

Voor de CPNB, met groeten

Kraima's Viagra

De CPNB, het propagandabureau voor het... nu, niet voor het betere boek, heeft een record gevestigd: het bureau kondigde voor een recordkeer een aantal records aan. Voor het eerst in één jaar drie boeken die samen meer dan een half miljoen exemplaren verkochten. Voor het eerst dat er in één jaar in Nederland 45 miljoen boeken over de toonbank gingen.
En zo heel kort geleden nog maar dat record van het boekenweekgeschenk waar het propagandabureau ons bestaan mee probeerde op te fleuren... bijna een miljoen. Eén miljoen maal J. Bernlef! De cultuur gaat met sprongen vooruit. De schrijvers worden almaar beter, vooral die van de boekenweekgeschenken. In Nederland leest iedereen als een idioot. De boekhandel is een goudmijn.
Bij zoveel elkaar opvolgende records is er maar één conclusie mogelijk: of alle filosofen hebben het mis met hun analyse van het beschavingspeil van Nederland, of de CPNB is de kluts kwijt.

donderdag 14 februari 2008

Negorijdichter

Bart 'Telraam' Droog is dorpsdichter geworden van het lieflijk gelegen Emmen. Hij neemt het stokje over van de verpletterende poëet Gezienus Omvlee, die te kennen heeft gegeven terug te willen keren naar de varkensteelt. Een beslissing die ik namens alle varkens toejuich. Ik herinner me Bart 'Telraam' Droog vooral als de man die op zijn website Rottend Staal, zaliger nagedachtenis, een verbeten campagne voerde om het zojuist ingestelde instituut van dichter des vaderlands om zeep te helpen. En daarna als degene die tot vervelens toe, op dezelfde site en overal waar hij een mogelijkheid zag, de oprichting van een niet-commerciële poëzieclub probeerde te saboteren. Ik wens de negorij Emmen veel succes toe.

Zinloos kreunen

Of er dan niet één voordeel was verbonden aan het dichter-des-vaderlandsgedoe? werd me in Paradiso gevraagd. Nou nee, antwoordde ik. Eentje misschien, voegde ik er schoorvoetend aan toe. Een financiële. Stel, zei ik, stel - je krijgt als dichtertje 250 euro voor een optreden. Voor een dichter des vaderlands hebben ze met gemak 2500 euro over. En als jij zo'n club of genootschap dan terugschrijft dat je voor een uurtje van je majesteitelijke aanwezigheid 5000 euro wilt hebben antwoorden ze prompt: Ook goed. Kom maar. Van die ontdekking, besloot ik mijn reactie in Paradiso, moet je vooral niet teveel misbruik maken.
Dat was geen slotzin uit braafheid, dat was een slotzin die doelde op zekere dichters des vaderlands en andere dorpsdichters die louter en alleen ten eigen bate met de collectezak rondgaan.
De volgende dag las ik in het Parool dat ik weer een smakelijke anekdote had verteld. Ik kreeg altijd 250 euro voor mijn optredens en, bliksems nog aan toe, in de tijd dat ik dichter des vaderlands mocht zijn ving ik daar meteen 2500 voor.
De premisse ('stel') was weg. De slotzin was eveneens verdwenen.
Tja.
Daar sta je dan ineens te boek als een armoedzaaier die op geld uit is.

Ook mensen die slim heten te zijn, diepere denkers dan de verslaggevers van de dag, luisteren slecht. Toevallig las ik, enige tijd geleden alweer, op de website van Max Pam dat ik gezegd zou hebben, tijdens een gelegenheid waar ook Max Pam aanwezig was, dat de site Geen Stijl de 'opvolger' zou zijn van W.F. Hermans. Misschien stond er zelfs 'waardige opvolger', wat ik me niet herinner en niet hoop.
Ik had het bij die gelegenheid, die in het teken stond van iets ter herdenking aan of ter viering van W.F. Hermans, over de formele tijden die nog maar kort achter ons lagen. Ik dacht daarbij aan de Nederlandse jaren dertig en vijftig, die door zekere oorlog eventjes onderbroken Heuse Periode. In die formeler tijden, de bakermat van de generatie Hermans, konden schrijvers opvallen door hun afwijkende toon of hun speciale woordkeus. Ik dacht aan de typisch Multatuliaanse overdrive bij zekere literatoren. Nu, aan die behoefte om het spits en geinig en snel en memorabel te zeggen, voegde ik er aan toe, wordt in onze jaren dubbelenul ruimschoots voldaan in de ene scheldrubriek na de andere, zie bijvoorbeeld het stijltje en de onomwondenheid van Geen Stijl. De schrijvers van nu zullen dus iets anders moeten verzinnen of daar bovenuit moeten zien te komen. Dat zei ik. Ik weet niet of het terecht is. Wat je op zulke avonden doet, in een forum met publiek, is balletjes opgooien. Maar het is toch een heel ander balletje dan ik bij Pam weer zag landen?

Ik beklaag me over de arme, in ongerede geraakte juistheid van uitdrukking. Ik beklaag me niet over me zelf. Ik beschrijf een mechanisme. Ik juich elk misverstand toe dat ze over mij in de wereld helpen.

Godenbanket

Adri van der Heijden vertelt over zijn buurman Kluun dat ze met elkaar hebben afgesproken dat Adri Mozart is en Kluun de Rolling Stones. Dat onhult toch fijntjes hoe een schrijver als Kluun zichzelf ziet. Als de meester in het popgenre. Hij zal enthousiast ja hebben geknikt op het voorstel van zijn buurman. Ja, ja, buurman, jij en ik, elk in zijn soort de beste. Halfgoden onder één dak. Een andere afspraak zou juister zijn geweest. Als Adri van der Heijden Mozart zou zijn – we nemen het maar even aan – dan is Kluun de fanfare van Giethoorn.

woensdag 6 februari 2008

Aansporing

elke dag dat ik op dit blog schrijf
verlies ik geld
elke keer als ik geld verlies
heb ik minder te eten
elke keer als ik minder te eten heb
word ik dunner
elke keer als ik dunner word
ga ik verschrikkelijker hallucineren
hoe verschrikkelijker ik hallucineer
hoe erger de wartaal die ik uitsla
BLOG JE SUF JONGEN!
misschien word je
nog een echte Nederlandse dichter

dinsdag 5 februari 2008

Goed geslapen

Blonde, langharige vrouwen zijn een nachtmerrie. Als ze uit Amerika komen en straalbezopen de hoer uithangen zijn ze een nachtmerrie. Als ze schrijven en recenseren en in talkshows de keiharde filosoof uithangen, zoals in Nederland in de mode is, zijn ze een nog groter nachtmerrie. Stroblonde, langharige vrouwen met hockeykoppen wil ik altijd wurgen. Als ik er een tegenkom moet ik me bedwingen. Ik denk dan aan kots en snot en een dampend slagveld en zie, het lukt me. Gisteren zag ik een erg blond, langharig wijf en ik kreeg het meteen weer op mijn heupen. Ik klemde mijn handen om haar keel en wurgde haar, in mijn fantasie welteverstaan. Vannacht sliep ik bijzonder lekker.
Ik droomde van een luxe hotelkamer:



en van een trap naar de hemel:



en van een stevig geval:



en merkwaardig lang van een opklapbed:



Zou Joran dit nu ook hebben?

Hop Joranneke stroop in het kanneke

Ze roepen elkaar wel gemakkelijk na dat Joran van der Sloot een gewetenloze psychopaat is. Nu Anthon van der Horst weer, die zich godbetert 'actualiteitspsycholoog' noemt. Zie de Volkskrant. Joran probeerde de meneer met het litteken over zijn gezicht te laten merken dat hij niet zomaar zijn beste vriend zou verraden. En dat hij die nacht in paniek was geraakt. Dan heb je toch nog iets van een geweten? Hij benadrukte enkele malen dat hij het meisje maar een uur of drie in zijn leven had gekend, alsof hij wilde zeggen dat je van hem geen emotionele betrokkenheid kon verwachten. Is dat gewetenloos? Of de gewoonste zaak van de wereld?
Alles verwacht ik van jongens van twintig, maar geen geweten.
Door hem een gewetenloze psychopaat te noemen kunnen we fijn de ongemakkelijke waarheid wegschoffelen dat hij typisch een held van deze tijd is. Wat hij met die Natalee beschrijft is een ideale situatie uit de porno-bombardementen die hij moet hebben ondergaan. Hij lijkt ermee opgegroeid, gezalfd en ingeënt. Zorgen dat je financieel niet tekort komt, klinkt dat onbekend? Het is nog een wonder dat zich niet meer van zulke nieuwe 'monsters' manifesteren, dag in dag uit. De Arubaanse goudkust ligt overal. Ouders uit de jaren tachtig, zelf mislukte kinderen: een koude, afwezige moeder en een slappe vader, vooral met zijn carrière bezig. Slikken, spuiten, gokken, het slome stel wist ervan. Ik weet zeker dat de vader Joran meer geholpen heeft dan de laatste wil bekennen. Maar tja, het laatste restje geweten van de jongen speelt op. En wij, de lynchmob? Er moet weer iemand hangen omdat niemand in de spiegel durft te kijken.

zondag 3 februari 2008

VSBeestenbende

Woensdag en donderdag in Amsterdam. De woensdagavond in Paradiso zou handelen over gelegenheidspoëzie, stadsdichters en al wat daarbij komt kijken, maar het programma werd ontsierd door de bekendmaking van de genomineerden voor de VSB-poëzieprijs. Alle VSB-kandidaten moesten iets voorlezen, en ineens kroop de tijd als een bewusteloze slak. Elke seconde poëzie duurde een eeuwigheid.
Als bij de VSB je geld in net zulke goeie handen is als de poëzie, breng het er dan niet naar toe.
Zelden hoorde ik zoveel beroerde hermetische verzensmederij achter elkaar opdeclameren door dames op plateauzolen en heren op stelten. Zelden zag ik zo'n parade voorbijtrekken van praalhanzen, profeten en zelfbenoemde halfgoden. 't Is dat mijn moeder me fatsoenlijk heeft opgevoed, anders had ik er een kreet van ontzetting en ongeduld doorheen gegooid. Allemaal hoogdravende regels hoorde ik uit allemaal hooggestemde kelen, zonder één beeld of klank of idee waarvan je ook maar een momentje opschrok. Hypercorrecte troep uit de humanistenkoffer. Bezweringen uit een zelfgetimmerde ivoren toren. Holle abracadabra's. Slaappillen voor duizendjarige toverkollen. Poëzie van melk en nooit van bloed.
Als toegift was er een gesprek met de voorzitster van de VSB-jury, een zekere Odile Heynders. Het verband tussen haar en de poëzie ontging me. Wel had ze onvoorstelbaar pedante praatjes in de aanbieding en dictatoriale VSB-recepten. De essentie van haar boodschap was dat elke poëet, Haar Aanschouwende en Aanhorende, onmiddellijk zou dienen te verschrompelen tot dichtkabouter om vervolgens, al VSB-end en Odileeënd en orakelend, omhoog te klimmen. Kortom, de heersende academische prietpraat waarbij vooral een welomschreven, Olympisch gezelschapje van hofleveranciers gedijt.
Dat juffrouwtje klepperde en draafde maar door. Hebben ze niet ergens in een speeltuin een hobbelpaard met een grote pik als zadel waar ze Odile Heynders op kunnen zetten?