
Verschijnt binnenkort...
‘En zo zijn we terug bij de oorlog die bij gebrek aan argumenten nog altijd goede diensten bewijst.’ J.J.A. van Doorn
‘Dit volk beschikt doorgaans over een flegmatisch temperament...’ Reisgids over Nederland.
Voor de dienst zingen we:
Opwekking 80
Ik zal opgaan naar Gods huis met gejubel en gejuich;
ik zal komen in zijn hof met lof.
Ik zal eren onze Heer die mijn dagen maakt.
Ik ben verheugd, want Jezus maakt mij blij.
Jezus maakt mij blij, Jezus maakt mij blij.
Ik ben verheugd, want Jezus maakt mij blij.
Jezus maakt mij blij, Jezus maakt mij blij
Ik ben verheugd, want Jezus maakt mij blij.
Trotse aankondiging! Groot nieuws! Nu al historisch! Gerrit Komrij is apetrots dat hij op de Nacht van de Poëzie, 2 april a.s. in Gent, mag optreden naast een heuse p*rn*ster! Dichters mogen de wetgevers van de wereld zijn en wat niet al, maar een heuse p*rn*ster is weer andere koek.
Topdichter Dirk van Bastelaere, de man die Vlaanderen teruggaf aan de Vlaamse dichters, verlaat zijn poëtische keizerrijk en naait de sterren van de hemel. Puntgave kruideniersp0rn0! En ik, ja ik mag in Gent optreden in zijn voorprogramma! (Enkel met een paar gedichtjes, schrik niet.)
A star is born! Eersteklas tip voor het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven! Letterenhuis, let op uw zaak. Volg de download-link voordat het te laat is. Dirk van Bastelaere ontdekt zijn ware talenten. Praktijkvoorbeelden uit de keiharde of halfzachte poëzietheorie van Dirk van Bastelaere (doorhalen wat niet verlangd wordt). Op de Nacht van de Poëzie, 2 april a.s. in Gent, zult u met andere ogen kijken naar deze nachtegaal uit Hotel New Flandres.
'Een hotel is een transitzone met veel verschillende kamers. Voor vele dichters is het verblijf in dit hotel van tijdelijke aard en zal er naarmate de tijd vordert een andere kamer geboekt moeten worden. Dat hangt allemaal af van de sterren die in steeds wisselende contellaties aan de hemel flonkeren.' (Dirk van Bastelaere in de inleiding bij Hotel New Flandres.)
Het hotel heeft er een peeskamer bij! Hotel New Flandres, het bordeel van de poëzie! Dit materiaal toont eens en voor altijd hoe Dirk van Bastelaere functioneert in groepsverband. Er is een nieuwe kamer voor hem geboekt.
Gaat u naar de link op de volgende wijze. Dit om de preutse elimineerprogramma's en schoonmaakmachines van Google en Facebook te omzeilen. Ze houden daar niet van poëtische p0rn0, geloof ik. 't Zal toch niet vanwege de poëzie zijn?
Voer in de zoekbalk van Google de volgende opdracht in:
"sharing the wife 1/5"
Vergeet de aanhalingstekens niet!
Wordt vervolgd op de Nacht van de Poëzie in Gent, 2 april a.s.
- dat was tot mijn 17de. Toen las ik een gedicht van Jakob van Hoddis (niet in de afgebeeelde uitgave, maar in een bloemlezing) -
De laatste jaren betrap ik me erop lang (urenlang) te turen naar boekbanden als:
- alleen om te achterhalen of de prenatale staat van Scheffel tot Hamerling nog geluksgevoelens kan oproepen. Jakob van Hoddis heeft me vernield.
De politici zijn laf, draaikonterig, halfslachtig, schud het hele scheldwoordenboek maar leeg.
Ze verwarren het moslimprobleem met het vreemdelingenprobleem. Ze blussen binnenslands een brandje en zien de lekkende tongen op de globe niet. Wat ze geven met de ene hand nemen ze met de andere hand dubbel terug. Ze zijn bang voor god en allah en de hele santenkraam. Ze zijn bezig met kaartlezen (met de kaart op kop) en vooral met hun eigen populariteit. Ze zijn bang voor hun grote broer. Ze likken het mohammedanisme en ze slaan het mohammedanisme, omdat ze niet weten waar zich de mohammedaanse tong en kont bevinden.
‘Op een morgen zullen we allemaal wakker worden en Ali heten.’ Dat schreef ik in 1984.
En ik ben geen profeet. Maar ik heb ook geen stront in mijn ogen, zaagsel in mijn kop.
Kader met het vingertje
‘De rellen hebben iets weg van de Iraanse revolutie tegen de sjah,’ lees ik in de Volkskrant-column van Kader Abdolah. Hij bedoelt de rellen van de emigrantenkinderen in Parijs, ‘de bruidsstad van Europa’, die nachten achtereen auto’s in brand staken en de hele wereldpers achter zich aan voelden hollen.
‘Er is sprake van een nieuwe bepalende beweging in Europa. Het is een globale actie die het oude krappe Europese kader wil breken om ruimte te maken voor de onder druk gezette immigranten. Het is een opstand die pas begonnen is. (...) Het is een nieuw element in de Europese geschiedenis.’
Als dit waar is, is het al erg genoeg.
Het ergste is dat Kader er zulke grote woorden bij gebruikt.
Het oude domineesproza van het hoofredactioneel commentaar is dit, gekruid met heilige verontwaardiging: ‘Nu ophouden na Parijs!’
Waarschuwt Kader de mensheid.
Nu op-houden na Pa-rijs.
Deze toon van geduldig uitleggen en van verbazing over de lieve, lieve medemens die maar niet wil begrijpen hoe simpel het allemaal is, deze toon wordt in Het huis van de moskee, de roman van Kader Abdolah, consequent volgehouden.
De entourage van het meesterwerk: de Iraanse revolutie tegen de sjah. We komen opnieuw de rellen en Parijs als ‘bruidsstad’ tegen. Niet alleen het Parijs van ayatolla Khomeini, ook de Redding en Hoop aan het slot hebben alles met Parijs en het paradijs te maken.
Meer dan vierhonderd bladzijden duren opkomst, bloei en ondergang van de revolutie. Alles vanuit het perspectief van één familie, één provinciestad, Senedjan genaamd, en één moskee. Alles gedecoreerd met flarden uit de glorieuze Perzische geschiedenis en uit pathetische Perzische poëzie. Onwaarschijnlijk pathetische Perzische poëzie, maar dat kan ook aan Kaders vertaling liggen.
De keten der eeuwen, de keten der geslachten.
Ik verdenk Kader Abdolah er ernstig van een epos te hebben willen schrijven.
Pietje Bell in Senedjan is het geworden.
Er bestaat een boek van Azar Nafisi dat ‘Lolita lezen in Teheran’ heet. Tijdens de revolutie, lezen we, werden in Iran ondergronds Nabokov, Joyce, Austen verslonden. Niet de christelijke Anne de Vries van ‘Bartje’. Niet de Chris van Abkoude van ‘Pietje Bell'.
Omgekeerd zijn we in Nederland wel tot zo’n Veluwse grofschrijver, alias Kader Abdolah, veroordeeld.
De Iraanse revolutie en de wortels van het terrorisme verpakt hij als streekroman. Een openluchtmuseum vol vrouwen in burka’s en burkajagende imams. Oude ambachten, de dorpsdichter en de dorpsgek, de ondermijning der zeden en het pittoreske landschap, er lopen heus wel moslims in het boek rond, maar het hadden evengoed Barnevelders kunnen zijn.
Doet Kader Abdolah dat uit minzaamheid, om het voor ons sukkels herkenbaar te houden, of ziet hij de wereld echt zo simpel?
Alles wijst op het laatste.
Geregeld onderbreekt hij zijn verhaaltje om ons godsdienstles te geven. De dramatische toon wordt zonder waarschuwing vervangen door een schoolse, de lyrische bril gaat af en de preekbril wordt opgezet.
Kader wil een drama schetsen, maar intussenis hij bang dat ons iets van de diepere zin zal ontgaan.
In de verwarring van alle revoluties, de chaos van fanatici, meelopers, overlopers, opportunisten en profiteurs, vertegenwoordigt elk van zijn romanfiguren een facet, maar de schrijver staat geen moment toe dat we daar zelf achter komen.
Hup, daar is Kader weer, met een vingertje of een wijze les.
Kader Abdolah is een Hollander die sprekend lijkt op een Iraniër die zich heeft vermomd als Hollander.
Hij heeft de naam Ali nog niet genoemd of hij gaat verder met: ‘Ali was de vierde kalief van de islam’, waarna twee alinea’s over de rol van Ali bij de sjiieten. Er hoeft maar iemand in de Hera-berg zoek te raken of doodleuk volgt: ‘De Hera-berg is de heiligste berg in de wereld van de islam,’ waarna vier alinea’s over het begin van de islamitische jaartelling. In het gevecht tussen de epische gooi en de betuttelarij wint de betweter het iedere keer.
Aga Djan, de baas van de moskee en de centrale figuur van het epos, ligt naast zijn vrouw in bed en heeft het over ‘een stukje harde werkelijkheid’.
Werkelijk? In Senedjan? Onder het bewind van de sjah?
Pietje Bell is stilistisch omnipresent. De politie valt een huis binnen en de hoofdagent roept: ‘Doorzoek alle kamers, nu!’ Een moordenaar in Kaboel legt zijn hand op de mond van een vrouw en fluistert: ‘Als u rustig blijft, blijft u ongedeerd. Begrijpt u mijn Perzisch?’ En aan het eind, na de miljoenen doden, volgt daar dan eindelijk het paradijs, een oase vol vruchtbaarheid, waar Aga Djan het graf van zijn zoon aantreft en waar een tractor en Europese boeken zijn.
Zowel vernieuwing als traditie, u begrijpt Kaders diepere bedoeling.
Het meest nog zal dit boek in de smaak vallen bij de Hollanders omdat dit het boek is van een Rechtvaardige, een boek van de derde weg, van het redelijke midden, de brave hoop, de droom van Simpelman.
(Eerder gepubliceerd in Vrij Nederland, november 2005.)
Kluun huilebalk
De Telegraaf meldt dat een vijftienjarige scholier (bijgevoegde foto toont allochtoon, anders was het geen nieuws) op een schoolreisje door leraren uit de bus is gezet en langs de snelweg gedumpt. Binnen een uur staan er meer dan tweehonderdvijftig reacties op de Telegraaf-site. Ze variëren van ‘Op die kaaskoppen kun je rekenen, ze zijn allemaal een pot nat,’ via ‘Tuurlijk, het is een lieve jongen, braafste van de klas, en er was absoluut geen reden om 'm uit de bus te trappen. Nou, als je z'n bek ziet weet ik al genoeg...´ tot ‘Ik zet mijn vrouw en of kinderen ook wel eens uit de wagen als ze lastig zijn. Zo gek is dat niet.’
Vrijheid blijheid. Ieder z’n zegje.
De tweehonderdvijftig bijdragen zijn niet allemaal even goed gespeld, maar wel allemaal even vlot verwoord. Gooi het eruit. Schrijf wat je denkt. Maak je borst nat en zet hem op.
Niks remmingen, bijvijlen of second thoughts.
Nooit heeft er zoveel spontane schrijverij bestaan. De creatieve zelfbevlekking is epidemisch.
Onvoorstelbaar dat dit zaad van Onan ooit werd verspild op kladjes die bij de vuilnis werden gezet, in dagboeken die in de papiermolen raakten, in brieven die zijn verbrand of in uitgaafjes in eigen beheer die op de vlooienmarkt terechtkwamen en daar nog altijd wachten op een koper.
Geen letter gaat nog verloren, geen opwelling en geen vloek, en wij genieten mee.
De populariteit van prietpraat in leesbare vorm heeft besmettelijk gewerkt op de boekenmarkt en het leesgedrag. Er zijn volksstammen opgestaan die zich graag publiekelijk laten leeglopen en de voyeurs kunnen er niet genoeg van krijgen.
Stoere babbels. Gratuit gesnoef.
Het lijkt me weinig verrassend dat zovelen zich in Kluun herkennen. De klonen van Kluun zijn overal. Om als lezer, zonder het genadige vlies van de stijl, zonder de verzoenende tussenkomst van een originele gedachte, zo met je neus bovenop de uitwasemingen van een hufter te staan, ‘t is een huiveringwekkende sensatie.
Kluun, wat heb je een grote mond.
Het boek van Kluun gaat over zó’n irritante zak dat je niet gelooft wat je leest en daarom lees je het. Gefascineerd ben je door het helemaal-niks en door het hoe-botter-kan-een-bijl-nog-zijn.
De patsers hebben een stem gekregen. Iemand heeft een dicteerapparaat bij een jofele kleerkast neergezet en de uit het kleerkastleven gegrepen verhalen uitgetikt.
Dat deze verhalen het voorspelbare gehalte aan racisme, agressie, vrouwenhaat en hersenloosheid bevatten, alla, 't is dagelijkse kost, maar wat me echt irriteert is de sentimentaliteit en het zelfbeklag van de hoofdpersoon. Voordurend jankt-ie en voortdurend voelt hij zich, wat hij ook uitvreet, tekort gedaan. Zijn janken is zigeunerkindjesgejank en zijn rancune de rancune van de eeuwige gelijkhebber.
Domheid en sentimentaliteit, de combinatie van die twee is... hoe was het ook weer... funest.
De vlotte schrijver heeft bijna een bladzijde nodig voor het opsteken van een sigaret en drie volle bladzijden voor een afscheid op het vliegveld, dus de aap komt pas tegen het eind uit de mouw. De aap luidt dat een vader voor zijn kindje moet kiezen wanneer zijn vrouw aan kanker is gestorven en dat rondneuken op gespannen voet staat met de ware liefde.
Maar tja, de Man. De Man die Wil. De Man die Moet. De Man met zijn ‘angst voor een monogaam leven, met als gevolg een dwangmatige behoefte om vreemd te gaan’. Heb toch, jankt Kluun, een beetje bewondering voor zo’n man.
‘Mijn escapades hielden mijn relatie juist spannend, vond ik.’
Over ouwe scheurkalenderkoek gesproken.
De levenslessen in De weduwnaar zijn even goedkoop als de stijlbloempjes. ‘De plek is nog fraaier dan de plaatjes op internet, dat ziet een blinde in één oogopslag.’ ‘De Dolly’s stuiven op het dienblad af als pupillenelftallen op een voetbal.’ ‘Ik heb niks met kerken, maar ik moet bekennen dat deze plek goed voelt.’
’t Belachelijkste is wel de poging ook een keertje het wereldgebeuren in het verhaal te wurmen. Het vliegtuig dat op tv naar de Twin Towers vliegt, wat anders.
‘Hé, moet je kijken, poepie! Ze beuken zo dat flatgebouw plat! Tering, wat een gaaf gezicht, zeg.’
´t Staat in het boek.
´t Staat echt in het boek.
Wie het bewijs wil dat realisme en geloofwaardigheid niets met elkaar te maken hebben moet Kluun lezen. Je leest het pak proza in een half uur uit. Heel die onafzienbaar lange tijd had ik het gevoel dat mijn zakken werden gerold terwijl ik er bij zat. Dit is geen literatuur, dit is geen roman, dit is geen romannetje, dit is geen kloteproza, dit is geen pak papier, dit is flessentrekkerij.
(Eerder gepubliceerd in Vrij Nederland, juni 2006.)
Nog even iets over professor Vaessens. Op De Amsterdamse Lezing had de professor een beetje gemijmerd over het aanstaande academische jaar. Daar was een reeks commentaren op verschenen. Op Facebook had ik een link geplaatst naar die commentaren, omdat ze zo'n hoog wartaalgehalte bezaten. Vierentwintig karaats vakjargon.
Het lezen van diepzinnigheden die weinig of niets om het lijf hebben stemt me altijd bijzonder vrolijk, en ik moest die link wel plaatsen om mijn plezier met anderen te delen.
Ik ben nu eenmaal godvergeten sociaal.
Moeilijk schrijven is gemakkelijk, helder schrijven is moeilijk, ik weet het, maar dat betekent nog niet dat we het helder schrijven maar moeten afschaffen. Of de verdedigers van wolligheid hun gang moeten laten gaan.
Van het stel dat professor Vaessens bijviel was een zekere Leo van der Sterren de wolligste, zonder meer. Verder waren het de usual suspects, op wie je de klok gelijk kunt zetten. Zodra iemand begint over metaniveau of literair discours, over betekenis-dit of socio-dat, dan komen Rutger H. Cornets de Groot en Samuel Vriezen om de hoek aangedrenteld.
't Zijn dierbare verschijningen geworden.
Omdat ik de commentaren als navelstaarderig, zelfverheerlijkend, klagerig enz. had bestempeld meende Cornets de Groot daar meteen een zelfportret (niet van hem, maar van mij) in te zien. Kortom, zijn reactie had het niveau van 'wat je zegt ben je zelf' – enigszins onder zijn gebruikelijke niveau.
Omdat ik over de professor en zijn commentatoren had gesproken als over de baas en zijn discipelen, wreef Cornets de Groot me fijntjes in dat ik zelf een heel baasje was. Een bovenbaas zelfs, een voogd.
Kijk, dat krijg je ervan als je het niet hebt aangedurfd bijtijds je eigen vader te vermoorden.
Ha, daar is Samuel Vriezen. Goddank. Je zou al denken dat professor Vaessens in zijn voorzet niet zuiver genoeg in de leer was geweest.
Samuel Vriezen zucht weer eens diep, constateert dat we allemaal nog even dom zijn en zet ons bestraffend in de hoek.
We kijken schichtig om, naar ons plankje met Franse sociologen, neomarxisten, heideggerianen en andere taalacrobaten die we nooit hebben kunnen uitlezen zonder vrees voor hersenverrekking, en zwijgen beschaamd.
En passant valt iedereen in het commentaargedeelte ook nog Van Bastelaere bij, het academisch orakel dat bij de zuiderburen al decennia het vakjargon in de handmixer gooit om er steeds nieuwe gerechten mee te toveren. Vorig jaar nog verzon hij een zowel fabelachtig als fantasieloos verhaal waarmee hij 'wetenschappelijk' onderbouwde waarom hij in zijn bloemlezing uit de Vlaamse poëzie nagenoeg alle Vlaamse dichters had opgenomen. Zoiets heet geen bloemlezing, zoiets heet sociaal werk.
Tenzij je er woordenwolken omheenbreit.
Al die verspilling van intelligentie in dienst van de verdediging van zoveel obscurantisme, je rilt bij de gedachte.
Zelfs Tsjead Bruinja, die zich op zijn blog doorgaans toch beperkt tot gezinsleven en toerisme, kwam aangehold om professor Vaessens te verdedigen. Hij noemde de professor iemand die 'wat hem betreft' toch maar mooi zijn nek had uitgestoken. Wat, professor Vaessens zijn nek uitsteken? Is-ie Nelson Mandela soms?
Professor Vaessens heeft, en daar wordt hij ruim voor betaald, een paar meningen over literatuur. Als je de nevel ervan wegblaast blijken het respectabele waarheden te zijn. 't Is alleen jammer voor zijn imago van vernieuwer en revolutionair dat het waarheden zijn die al tientallen jaren door velen worden verkondigd. Professor Vaessens is bezig ivoren torens te slechten die allang niet meer bestaan. Nu ja, Don Quichotte stak zijn nek ook wel eens uit.
De stellingen van de professor zijn zinnig genoeg. Waar ik me over verbaasde, en ook wel een beetje aan ergerde, was dat ze in zulk abominabel Nederlands waren gesteld.
Je durft hem niet eens te citeren, uit vrees dat je lezers afhaken.
We verwachten van sociologen, politici, godsdienstwetenschappers, economen en juristen geen mensentaal. Maar Neerlandici zouden toch ergens kunnen beginnen?
Mijn verwijt van zweverigheid en elitarisme gold louter een discussie waarin de een beweert: 'Een gedicht kan als een platonisch artefact beschouwd worden' of 'in de eerstelijnsanalyse detecteert de interpretator een verbinding tussen het gedicht en iets wat buiten het gedicht is gesitueerd, maar tevens buiten de empirisch waarneembare werkelijkheid', waarop de ander antwoordt: 'Wat nodig is, is een meer vitaal, "immanent" perspectief, dat literatuur en de werkelijkheid onder één gezichtspunt vat, waardoor er een besef van urgentie kan ontstaan,' terwijl de derde weer verder gaat met: 'Alleen via de weg van de analyse van "intrinsieke waarde" komen we een eventueel kritisch potentieel op het spoor.'
Help!
Nu heb ik toch geciteerd. Ik hoop dat u er nog bent.
Mijn deernis gold dus de studenten. Leer ze helder praten, professor. Leer ze helder schrijven. Anders kunnen ze ook het helder denken vergeten.
Vrede met mensen en verstrengeling,
Leven in een van weelde barstend heden
En zweven tussen verdwaasde engelen,
Geen spijkerbed, geen mijnenveld betreden –
Dat wil hij. Leven in Luilekkerland.
Hij wil zo graag een leeg geheugen om
De holte, als een man die watertandt,
Te vullen met zijn eigen optelsom.
Met spekvet, pluimgras en veelgodendom.
Met darmen, lever, nier in lichterlaaie
En met de honger van een bruidegom.
En zal hij daarin slagen? Laat maar waaien.
Het is allemaal begonnen met de ANWB. Nederland zou een wonderland worden, want er was een Wegenwacht. Iedereen en alles viel onder de Wegenwacht. Niet alleen bij een lekke achterband, ook als je zonder benzine stond kwamen ze aangesneld. Niet alleen bij een ongeluk, ook als je kramp in je been kreeg.
En toen kwamen de gipsvluchten.
Je brak je been en riant werd je teruggevlogen.
Sprookjesverhalen over de wonderdoende en makkelijk om de tuin te leiden, wereldwijde, spotgoedkope service zoemden door het land.
Stap voor stap, sluipend maar toch ook weer merkwaardig soepel, werd de Nederlanders aangepraat dat ze recht hadden op verzorging van wieg tot graf.
Hier en daar heerst de laatste weken verbazing over de vakantiestatistieken. Nederlandse reizigers zouden zich weinig aantrekken van de varkenspest, bijgenaamd de Mexicaanse griep. Naiëve dwazen! Nog afgezien van het feit dat alle Nederlandse statistieken worden bijgehouden door Maurice de Hond, die door iedereen kan worden omgekocht, weet je toch dat je bij het eerste kuchje dezelfde dag nog vorstelijk zult worden teruggevlogen uit Thailand, Turkije, Argentinië, Mexico of noem maar op?
Inmiddels verkeert heel Nederland in een psychose.
De ik-heb-recht-op-hulp-psychose.
Ik heb recht op mijn traumaatje. Ik heb recht op mijn klaagzangetje met draaiende camera erbij.
Voorlopig hoogtepunt: de loterij en het weerbericht.
De loterij en het weerbericht, die vanouds verrukkelijke valsspelers en door niemand van enige filantropische bevlieging verdacht, dienen ineens betrouwbaar te zijn. De Nederlanders zijn de loterij gaan aanklagen. De Nederlanders zijn het weerbericht gaan aanklagen.
Wie is tenslotte de baas?
Wie heeft hier recht op zijn miljoentje met bijpassend noodweer?
Geen wonder dat het juist de ANWB was die vandaag als eerste de beschuldigende vinger ophief tegen het KNMI. Zo hebben hebben ze hun gipsklantjes niet opgevoed!
Echte rampen, intussen, zijn er voor de gezelligheid en de gezamenlijke knuffelmomenten. Nederlanders kunnen weliswaar zelf niet meer naar de lucht kijken om te beoordelen uit welke hoek de wind waait, wel hebben ze uitstekend geleerd om als verdoofd te luisteren naar de boven hun gestelde Sinterklazen. Ik ken het hele rijtje rituele formules, door de autoriteiten uitgebraakt, inmiddels uit mijn hoofd. Dit moeten we samen met elkaar verwerken. De hulpverlening is optimaal. De mensen reageren erg betrokken. Dit heeft een enorme impact op de mensen uit de omgeving. De hulpverlening is werkelijk optimaal. Geweldig zoals de mensen daar samen met elkaar en echt heel erg betrokken over in gesprek blijven. De hulpverlening is werkelijk echt fantastisch optimaal.
Mensentaal behoort voor politici tot de absolute onmogelijkheden. Het lijkt een bovenmenselijke inspanning van ze te vergen om te zeggen wat er aan de hand is, zonder nevelslierten.
Misschien schamen ze zich wel voor het feit dat hun wereld van begrippen zo simpel is.
Als democratie maar een eenvoudig ding zou zijn lijken ze zelf minder interessant.
En democratie is verdomd simpel.
Democratie betekent dat het volk om de zoveel jaar de getalsverhoudingen opnieuw vaststelt.
Tussen twee verkiezingen in staat het de politici vrij het beste met het land voor te hebben.
Ze mogen doen wat ze voor hun belangengroep goeddunkt, ze mogen zelfs een keertje het welzijn van het hele land bij hun overwegingen betrekken, maar ze zullen vanzelf zo slim zijn altijd een oogje op het stemvee te houden, vanwege hun herverkiezing en de continuïteit van hun hoge taak, respectievelijk comfortabele pensioen.
Dus verdedigen ze, hoe nobel en humaan verder ook, af en toe een exclusief belangetje van de eigen groep en doen ze iets herkenbaars voor hun specifieke kiezerssegment.
De christenen door op zondag ostentatief naar de kerk te gaan, de liberalen door bekakt te spreken, de socialisten door de mouwen op te stropen, of te doen alsof, en zo voort.
Dat is begrijpelijk.
De belangen van je kiezers dienen en zelfs af en toe hun hand vasthouden is geen populisme.
In de definitie van de democratie liggen de begrenzingen van het populisme besloten.
Democratie hoort regering en parlement voldoende ruimte te bieden om onheil te voorkomen, ook al wenst het volk dat onheil; om impopulaire maatregelen te nemen, als die op langere termijn voor het volk voordeliger zouden uitwerken; om niet voortdurend de clown te hoeven spelen en de gelukzalige idioot, maar voldoende tijd over te houden voor een goed boek, culturele verdieping of bijscholingscursussen.
Maar naarmate het populisme groeit vermindert de democratie. De grenzen van de democratie zijn vloeibaar, democratie kan krimpen. Krimpen tot alleen het woord democratie overblijft.
Wie zegt dat het zo’n vaart niet loopt met de gevaren van het populisme deelt in feite mee dat het zo’n vaart niet loopt met de afbraak van de democratie. Zo iemand liegt dus dubbel.
De afbraak wordt versneld door factoren die elkaar versterken. De politieke partijen zijn op elkaar gaan lijken. En als het onderscheid tussen de partijen vervaagt zal een politicus ineens het hele volk moeten gaan behagen, vooral als hij als partijlid ook nog eens wil promoveren en minister wil worden.
Je ziet geen kamerlid meer of hij is bezig te solliciteren naar de positie van minister-president.
Op de ultieme zeepkist die televisie heet.
De media en de gelijkgeschakelde partijen stimuleren wederzijds deze hoogst gewenste schaalvergroting. Elk streven is gericht op de zo groot mogelijke groep. Bij de partijen, de omroepen, de organisatoren van evenementen.
Daaruit volgt met ijzeren logica dat steeds meer minderheden in het gedrang komen.
En dat we steeds meer aansturen op één partij.
Op het ogenblik hebben we er in elk geval nog twee.
De gezonde Hollander en de vreemdeling.
Godbewaarme.
Waarom kijkt niemand uit zijn doppen?
Wat is er van de nacht?
Waarom doet iedereen zo vergoelijkend over al die toffe jongens die de media en de politiek bevolken, over Rita-zus en Jan-Peter-zo en Joop-van dattem met hun volkse deuntjes?
Laat ons vooral niet vergeten, al kost dat de Nederlanders moeite, dat ook in de wereld rondom ons dingen gebeuren. Alle dingen gebeuren in de wereld. Politici proberen mee te hollen met de schaalvergroting die de strijd tegen het terrorisme met zich meebrengt, maar hoe holt een wereldvreemde met de wereld mee?
Sommige politici proberen het enthousiasme waarmee de zwakke resten van onze laatste nationale deugdjes aan de wereldpolitiek worden opgeofferd in alle toonaarden te ontkennen. Het benadrukt alleen het lokale en provinciale karakter van die politici.
Waarschijnlijk hebben ze hun afhankelijkheid en marionettenrol niet eens door.
Mijn bibabundel verschijnt aanstaande september bij uitgeverij de Kwetterende Kat. Lees hier alvast pagina 7 t/m 12 (de 'oercyclus')!
Morgenavond ben ik persoonlijk bij te wonen in de poëzieschuur in Waddinxveen. Aanvang half elf. Komt dat zien!
Ik krijg subiet eczeem van zulke zelfpromotieblogs.
Maar niettemin, hier het interview met Martijn Benders.
In letterenland is altijd iets te doen. 'Nadat diverse klachten waren te horen over de longlist die de organisatie van de Libris Literatuurprijs deze week publiceerde, kwam Boekblad erachter dat meerdere uitgeverijen tekort waren geschoten in het inzenden van de boeken uit hun fondsen,' schrijft de NRC.
Boekblad heeft de groslijst gepubliceerd waarop de boeken staan die onder de ogen zijn gekomen van de directie en het bestuur en de benoemingscommissie en de juryleden van de firma Libris, voor al uw kook- en kleurboeken.
Een serieuze kandidaat als Christiaan Weijts komt er niet op voor. Hans Münstermann ook niet. Gerrit Komrij ook niet, maar dat terzijde.
Gewoon niet onder ogen gehad.
De Librisprijs voor een willekeurig percentage van uw Nederlandse literatuur.
Het doorspelen van de zwartepiet kan beginnen.
Bestaat er echt een schrijver die enige interesse kan opbrengen in wat de firma Libris bezielt?
Toch komt er bij zo'n bericht altijd een vraagje in me op.
Ze zeggen dat het jaarlijkse prijzenspektakel van dat soort firma's mooi is voor het verkopen van boeken en zelfs voor het bevorderen van literatuur.
(Met al die instellingen die Nederlanders hebben voor 'het bevorderen van literatuur' zou je bijna denken dat er vooral onaantrekkelijke boeken worden geschreven.)
Literaire filantropie!
Daarom (dit is het vraagje) vind ik het opmerkelijk dat onder het hele Librisstel niet één brave ziel gevonden kon worden die voldoende geïnteresseerd was in literatuur om een beetje bij te houden wat er in 2008 verscheen. Of welke lacunes de groslijst met gratis (en waarschijnlijk in veelvoud) toegezonden boeken vertoonde.
Fluitje van een cent, lijkt me.
Ze hadden er ook een zonderling die wel eens een boek leest voor kunnen inhuren.
En voorts (vervolg van het vraagje) vind ik het opmerkelijk dat niemand van het hele stel bereid is gebleken zelf een boek te kopen. 't Kan ook zijn dat er nergens een goeie boekhandel te vinden was.
Waarom moeten wij doen wat de firma Libris zelf vertikt?