Een tijdlang zijn we de cultuur nog blijven koesteren als idee, als fantasie. We deden net of het bouwwerk er nog stond. Al had de beschaving afgedaan, al was ze overgenomen en vervangen, sommigen wisten het nog niet. Sommigen dachten nog dat we in een herstelfase verkeerden, ze zagen de inzinking als deel van een ontwikkelingsproces. Ze waren stekeblind.
Ik herinner me een Suske en Wiske-verhaal met het plaatje van een man die zojuist door een woedende Jerommeke in elkaar is geslagen. De man bestaat uit scherven en fragmenten, zig-zag getekend, maar verder staat hij daar nog helemaal in de vorm van een man. ‘Waarom stort-ie niet in?’ vraagt iemand. ‘Omdat hij het nog niet weet,’ antwoordt Jerommeke met een schouderophalen. Op het volgende plaatje zien we alleen nog een hoopje gruis.
Vervang die man door onze cultuur. Dan bevinden wij ons in het witte strookje niemandsland dat de overgang vormt tussen de beide plaatjes.