We kunnen niet onder de erkenning uit dat de braveriken en de fatsoenlijken het ernaar gemaakt hebben. Ze hebben de adder aan hun borst gekoesterd door van de beschaving een holle kreet te maken. Wat ze aan goede bedoelingen en moraal en wijze lessen en fatsoen en reveil verkondigden kwam neer op woorden, woorden, woorden. De twijfelaars keken toe en wachtten. Ze bleven wachten op regering en parlement, op besturen en beleidsmakers. Ze wachtten vergeefs. De daden bleven uit. Woorden, woorden en alles ging voort op de oude voet. Woorden, woorden en je zag iets heel anders gebeuren.
De regering verklaart plechtig dat ze de verloedering van het onderwijs wil tegengaan, dat ze goed onderwijs van het allerhoogste belang acht, dat ze zich wenst te herbezinnen op de rol van het onderwijs in een maatschappij die aldoor mooier, beter en sociaal-christelijker moet worden, en vervolgens sleutelt ze een beetje aan salarissen en legt ze sommige scholen een boete op, alsof het nog om dezelfde puntenfabrieken gaat.
Geen wonder dat de twijfelaars zich voorgoed aansluiten bij het foute, maar goddank minder brave kamp.
Er moet iets veranderen, denken ze. Door zachte woorden wordt dat wereldvreemde volk daarboven niet wakker.